Overzicht
Frans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. parleur:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor parleur (Frans) in het Zweeds

parleur:

parleur [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le parleur (bavard; causeur; moulin à paroles)
    pratkvarn
  2. le parleur (bavard; moulin à paroles; calomniatrice; diffamateur; causeur)
    skvaller

Vertaal Matrix voor parleur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pratkvarn bavard; causeur; moulin à paroles; parleur bavarde; perruche; rabâcheuse; radoteur; radoteuse
skvaller bavard; calomniatrice; causeur; diffamateur; moulin à paroles; parleur babillage; bavardage; bavardages; bobards; brin de causette; bêtises; calomnie; cancan; cancans; causerie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; diffamation; infamie; médisance; non-sens; papotage; potins; racontar; racontars; radotages; ragot; ragots; rumeur; son; sottises; voix

Synoniemen voor "parleur":


Wiktionary: parleur


Cross Translation:
FromToVia
parleur talare speaker — one who speaks

Verwante vertalingen van parleur