Home ->Woordenboeken ->Frans/Zweeds ->Vertaal pénurie

Vertaal pénurie van Frans naar Zweeds

Overzicht
Frans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. pénurie:

Frans

Uitgebreide vertaling voor pénurie (Frans) in het Zweeds

pénurie:

pénurie [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la pénurie (manque; besoin; déficience; )
    knapphet; brist; avsaknad
    • knapphet [-en] zelfstandig naamwoord
    • brist [-en] zelfstandig naamwoord
    • avsaknad [-en] zelfstandig naamwoord
  2. la pénurie (déficit; manque; insuffisance; )
    underskott
  3. la pénurie (défaut; manque; misère; besoin)
    brist; avsaknad
    • brist [-en] zelfstandig naamwoord
    • avsaknad [-en] zelfstandig naamwoord
  4. la pénurie (frugalité; mesquinerie; pauvreté; )
    knussel; sparsamhet; njugghet
  5. la pénurie (déficit; défaillance; insuffisance; défaut; manque)
    brist
    • brist [-en] zelfstandig naamwoord
  6. la pénurie (frugalité; simplicité; pauvreté; )
    anspråkslöshet; enkelhet; frugalitet

Vertaal Matrix voor pénurie:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anspråkslöshet dépouilement; frugalité; modestie; modération; pauvreté; pénurie; simplicité; sobriété bienveillance; complaisance; discrétion; frugalité; humilité; modestie; modicité; obligeance; prévenance; retenue; serviabilité; simplicité; sobriété
avsaknad absence; besoin; disette; défaut; déficience; déficit; frugalité; infortune; manque; misère; pauvreté; pénurie; rareté besoin
brist absence; besoin; disette; défaillance; défaut; déficience; déficit; frugalité; infortune; insuffisance; manque; misère; pauvreté; pénurie; rareté besoin; défaut; imperfection; incommodité; infirmité légère; insolvabilité; maladie légère; petit mal; rupture de stock
enkelhet dépouilement; frugalité; modestie; modération; pauvreté; pénurie; simplicité; sobriété frugalité; modestie; retenue; simplicité; sobriété
frugalitet dépouilement; frugalité; modestie; modération; pauvreté; pénurie; simplicité; sobriété
knapphet absence; besoin; disette; déficience; déficit; frugalité; infortune; manque; misère; pauvreté; pénurie; rareté
knussel frugalité; humilité; infortune; mesquinerie; misère; modestie; parcimonie; pauvreté; pénurie
njugghet frugalité; humilité; infortune; mesquinerie; misère; modestie; parcimonie; pauvreté; pénurie avarice; avidité
sparsamhet frugalité; humilité; infortune; mesquinerie; misère; modestie; parcimonie; pauvreté; pénurie fait d'être économe; parcimonie; économie; épargne
underskott carence; disette; défaut; défiance; déficit; insuffisance; manque; pénurie découverts; déficit; déficits

Synoniemen voor "pénurie":


Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0392 seconde
Page rendered in 1.0 seconds