Obscurité in het Zweeds vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Zweeds: Meer gegevens...

Frans

Uitgebreide vertaling voor obscurité (Frans) in het Zweeds

l'obscurité (manque de clarté; vague; manque de précision; ténèbres; noir)
otydlighet; mörker
- otydlighet [-en] zelfstandig naamwoord
- mörker [-ett] zelfstandig naamwoord
l'obscurité (ténèbres; noir; nuit)
dunkel; mörker
- dunkel [-ett] zelfstandig naamwoord
- mörker [-ett] zelfstandig naamwoord
l'obscurité (brouillard; voile; brume; buée; vapeur)
dimma; dis
- dimma [-en] zelfstandig naamwoord
- dis [-ett] zelfstandig naamwoord
l'obscurité (ombre; noir; nuit; ténèbres)
mörker
- mörker [-ett] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
dimma	brouillard; brume; buée; obscurité; vapeur; voile	brouillard; brume; brume sèche; buée; effluve; exhalaison; exhalation; fumée; fumée épaisse; vapeur; voile; voile de brume; émanation
dis	brouillard; brume; buée; obscurité; vapeur; voile
dunkel	noir; nuit; obscurité; ténèbres
mörker	manque de clarté; manque de précision; noir; nuit; obscurité; ombre; ténèbres; vague
otydlighet	manque de clarté; manque de précision; noir; obscurité; ténèbres; vague	ambiguïté; calembours grivois; équivoque
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
dunkel		confus; douteusement; douteux; estompé; flou; ignoble; indistinct; louche; lugubre; mauvais; mystérieuse; mystérieusement; mystérieux; méchant; obscur; obscurément; secret; sinistre; vague; vaguement; vaguement visible; vil; visqueux; voilé; énigmatique

ambiguïté; amphibologie; équivoque; ambivalence; énigme; janotisme; imprécision; incertitude; black-out; silence; nébulosité; noirceur; méchanceté; nuit; ténèbres; crépuscule; noir; assombrissement; opacité; occultation; pénombre; ombre; demi-jour

obscurité

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• obscurité	→ mörker	↔ dark — a complete or partial absence of light
• obscurité	→ mörker	↔ darkness — state of being dark
• obscurité	→ mörker	↔ night — darkness
• obscurité	→ mörker	↔ Dunkelheit — ein dunkel, lichtarmer Zustand oder Ort
• obscurité	→ mörker	↔ Finsternis — allgemein: intensiv ausgeprägte Dunkelheit; (fast) vollständige Abwesenheit von Licht