Overzicht
Frans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. manche:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor manche (Frans) in het Zweeds

manche:

manche [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la manche (set)
    spel
    • spel [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. la manche (manchon)
    ärm
    • ärm [-en] zelfstandig naamwoord
  3. la manche (trajet; itinéraire; parcours; )
    väg; sträcka; bana; färd
    • väg [-en] zelfstandig naamwoord
    • sträcka [-en] zelfstandig naamwoord
    • bana [-en] zelfstandig naamwoord
    • färd [-en] zelfstandig naamwoord
  4. la manche
    set; parti; omgång; rond; heat
    • set [-ett] zelfstandig naamwoord
    • parti [-ett] zelfstandig naamwoord
    • omgång [-en] zelfstandig naamwoord
    • rond [-en] zelfstandig naamwoord
    • heat [-ett] zelfstandig naamwoord

manche [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le manche (anse; poignée; manette; )
    öra; handtag; skaft
    • öra [-ett] zelfstandig naamwoord
    • handtag [-ett] zelfstandig naamwoord
    • skaft [-ett] zelfstandig naamwoord
  2. le manche (poignée)
    handtag
    • handtag [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor manche:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bana itinéraire; manche; parcours; portion de route; ronde; route; tour; tournée; trajet; voie carrière dans la vie professionnelle; cours; itinéraire; marche; orbite; parcours; rotation; route; révolution; train; trajectoire; trajet; voie
färd itinéraire; manche; parcours; portion de route; ronde; route; tour; tournée; trajet; voie
handtag anse; levier; loquet; loqueteau; manche; manette; poignée; poignée de porte; prise barre de redimensionnement; cheville; clé; cléf; levier; noeud; perche; poignée; portant; tige
heat manche assauts; manches de jeu; ruées
omgång manche
parti manche lot
rond manche commutation; connexion; couplage; enchaînement
set manche
skaft anse; levier; loquet; loqueteau; manche; manette; poignée; poignée de porte; prise jambe; manches; phylum; puits; tibia; tige; tiges; timon; tronc; verge; verges
spel manche; set Jeux d’argent; compétition; concours; course; jeu; jeu vidéo; jeux; match; matches; partie; rencontre; tour
sträcka itinéraire; manche; parcours; portion de route; ronde; route; tour; tournée; trajet; voie portion de route; tronçon de route
väg itinéraire; manche; parcours; portion de route; ronde; route; tour; tournée; trajet; voie chaussée; itinéraire; parcours; piste; route; route pavée; rue; trajet; voie
ärm manche; manchon
öra anse; levier; loquet; loqueteau; manche; manette; poignée; poignée de porte; prise
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
sträcka aller jusqu'à; arriver à; atteindre; disloquer; déboîter; munir de cordes; pouvoir de fils; se fouler; serrer; tendre; étendre; étirer
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
öra oreille

Synoniemen voor "manche":


Wiktionary: manche

manche
noun
  1. vête|fr Partie du vêtement, de forme et de dimension variable, dans laquelle on passe le bras et qui le recouvre en totalité ou en partie.
  2. partie préhensile

Cross Translation:
FromToVia
manche handtag handle — part of an object which is held in the hand when used or moved
manche styrspak; joystick joystick — mechanical control device
manche ärm sleeve — part of a garment that covers the arm
manche ärm mouw — dat deel van een kledingstuk dat de armen omvat
manche skaft; handtag Stiel — Griff an Werkzeugen und Geräten
manche ärm Ärmel — der Teil eines Kleidungsstücks, der den Arm bedeckt

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van manche