Impuissance in het Zweeds vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Zweeds: Meer gegevens...

impuissance:
- kraftlöshet; styrklös; spricka; bräcka; maktlöshet; vanmäktighet; insolvent; bräcklighet; ömtålighet; försvarslöshet; svaghet
Wiktionary:
- impuissance → vanmakt

Frans

Uitgebreide vertaling voor impuissance (Frans) in het Zweeds

l'impuissance (faiblesse; défaillance)
kraftlöshet
- kraftlöshet [-en] zelfstandig naamwoord
l'impuissance (incapacité; faiblesse; carence)
styrklös
- styrklös zelfstandig naamwoord
l'impuissance (manque; défaut; déficit; faiblesse; sensibilité; lacune)
spricka; bräcka
- spricka [-en] zelfstandig naamwoord
- bräcka [-en] zelfstandig naamwoord
l'impuissance (défaillance; faiblesse)
maktlöshet; kraftlöshet; vanmäktighet
- maktlöshet [-en] zelfstandig naamwoord
- kraftlöshet [-en] zelfstandig naamwoord
- vanmäktighet [-en] zelfstandig naamwoord
l'impuissance (insolvabilité)
insolvent
- insolvent zelfstandig naamwoord
l'impuissance (fragilité; faiblesse; sensibilité)
bräcklighet; ömtålighet
- bräcklighet [-en] zelfstandig naamwoord
- ömtålighet [-en] zelfstandig naamwoord
l'impuissance (faiblesse)
försvarslöshet
- försvarslöshet zelfstandig naamwoord
l'impuissance (faiblesse; défaillance; défaut; mollesse)
svaghet
- svaghet [-en] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bräcka	défaut; déficit; faiblesse; impuissance; lacune; manque; sensibilité	brèche; ouverture; trou; trouée
bräcklighet	faiblesse; fragilité; impuissance; sensibilité	fragilité; réfrangibilité
försvarslöshet	faiblesse; impuissance
insolvent	impuissance; insolvabilité
kraftlöshet	défaillance; faiblesse; impuissance
maktlöshet	défaillance; faiblesse; impuissance
spricka	défaut; déficit; faiblesse; impuissance; lacune; manque; sensibilité	as; blanc; champion; coryphée; crack; crevasse; entrebâillement; espace; fente; fissure; fêlure; gerçure; interligne; intervalle; pause; ravin; rupture
styrklös	carence; faiblesse; impuissance; incapacité
svaghet	défaillance; défaut; faiblesse; impuissance; mollesse	baisse; douceur; faiblesse; malaise; mollesse; point faible; relâchement
vanmäktighet	défaillance; faiblesse; impuissance
ömtålighet	faiblesse; fragilité; impuissance; sensibilité	caractère émouvant; délicatesse; faiblesse; finesse; pathétique; sensibilité; sensitivité; susceptibilité; vulnérabilité
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bräcka		faire bouger en tirant
spricka		cliver; craquer; enfoncer; exploser; faire un bruit de craquement; fendre; fissurer; fêler; hacher; ouvrir à coups de hache; scinder; se fendiller; se fendre; éclater; éclater en morceaux
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
insolvent		insolvable

Cross Translation:

From	To	Via
• impuissance	→ vanmakt	↔ Ohnmacht — kPl.\|: Unfähigkeit, etwas zu tun

Computer vertaling door derden:

Remove Ads