Overzicht
Frans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. futur:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor futur (Frans) in het Zweeds

futur:

futur bijvoeglijk naamwoord

  1. futur (prochain; à venir; entendu; )
    framtiden
  2. futur (à venir; prochain; suivant)
    nästa; följande

Vertaal Matrix voor futur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
följande succession
nästa proche
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nästa brocher
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
framtiden apprenti; en herbe; entendu; futur; prochain; proche; proposé; à venir
följande futur; prochain; suivant; à venir analogue; ci-après; ci-dessous; conforme; conformément; correspondant; prochain; que voici; subséquent; succédant à; suivant
nästa futur; prochain; suivant; à venir

Synoniemen voor "futur":


Wiktionary: futur

futur
adjective
  1. Qui concerne l’avenir, qui se produira dans l'avenir.
noun
  1. Période de temps
  2. période constituer des évènements à venir. Ce qui sera.

Cross Translation:
FromToVia
futur framtid future — the time ahead
futur futurum future tense — time form of a verb
futur futurum FuturGrammatik: Zeitform des Verbs, die zukünftig kennzeichnen
futur framtid Zukunft — Zeit, die noch kommt
futur framtida; kommande künftigzukünftig, bald eintretend oder vorhanden, in der Zukunft kommend
futur morgondagens morgigübertragen: in der Zukunft
futur framtida nachmaligschriftsprachlich, veraltend: baldig nach einer nicht genau bestimmbaren Zeit beginnend, eintretend, sich ereignend, erfolgend, geschehend

Verwante vertalingen van futur