Overzicht
Frans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. faîte:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor faîte (Frans) in het Zweeds

faîte:

faîte [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le faîte (sommet; haut; cime)
    topp; krön; bergskam
    • topp zelfstandig naamwoord
    • krön [-ett] zelfstandig naamwoord
    • bergskam zelfstandig naamwoord
  2. le faîte (apogée; moment suprême; point culminant; )
    höjdpunkten; höjdpunkt

faîte [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la faîte (partie supérieure; sommet; arète; cime; tuile)
    bergkam

Vertaal Matrix voor faîte:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bergkam arète; cime; faîte; partie supérieure; sommet; tuile bord; rebord
bergskam cime; faîte; haut; sommet arète; crête; dos; dos d'une montagne; ligne de croupe
höjdpunkt apogée; comble; faîte; moment suprême; point culminant; sommet; summum; zénith apogée; cime; comble; culmination; fête carillonnée; heure de pointe; moment suprême; orgasme; partie supérieure; point culminant; pointe; sommet; summum; zénith
höjdpunkten apogée; comble; faîte; moment suprême; point culminant; sommet; summum; zénith
krön cime; faîte; haut; sommet cime; pic; point culminant; pointe; sommet
topp cime; faîte; haut; sommet apogée; bustier; cime; comble; moment suprême; pic; point culminant; pointe; sommet; sommet d'une montagne; summum; zénith

Synoniemen voor "faîte":


Wiktionary: faîte


Cross Translation:
FromToVia
faîte nock ridge — highest point on a roof

Verwante vertalingen van faîte