Home ->Woordenboeken ->Frans/Zweeds ->Vertaal culot

Vertaal culot van Frans naar Zweeds

Overzicht

Frans naar Zweeds: Meer gegevens...

culot:
- mod; nerv; hylsa; hållare; lampsockel; utan räddsla
Wiktionary:
- culot → fräckhet, framfusighet, oblyghet, oförskämdhet

Frans

Uitgebreide vertaling voor culot (Frans) in het Zweeds

culot:

culot [le ~] zelfstandig naamwoord

le culot (courage; audace; témérité; bravoure; cran; hardiesse)
mod; nerv
- mod zelfstandig naamwoord
- nerv [-en] zelfstandig naamwoord
le culot (douille; raccord; manchon)
hylsa; hållare; lampsockel
- hylsa [-en] zelfstandig naamwoord
- hållare [-en] zelfstandig naamwoord
- lampsockel zelfstandig naamwoord
le culot (audace; courage; cran; hardiesse; témérité; intrépidité)
utan räddsla
- utan räddsla zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor culot:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
hylsa	culot; douille; manchon; raccord
hållare	culot; douille; manchon; raccord	chevalet; géhenne
lampsockel	culot; douille; manchon; raccord
mod	audace; bravoure; courage; cran; culot; hardiesse; témérité	bravoure; calvitie; courage; fait d'être ferme; fermeté; hardiesse; intrépidité; solidité; vaillance; vigueur; énergie
nerv	audace; bravoure; courage; cran; culot; hardiesse; témérité	nerf
utan räddsla	audace; courage; cran; culot; hardiesse; intrépidité; témérité
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
utan räddsla		assuré; avec assurance; sans angoisse; sans crainte

Synoniemen voor "culot":

cul; derrière; postérieur; arrière-train; fesses; croupe; fondement; fond; base; toupet; effronterie; hardiesse; audace; impudence; outrecuidance; impertinence; sans-gêne; bas; abysse; renfoncement; arrière; décor; dissout; amalgame

Wiktionary: culot

Cross Translation:

From	To	Via
• culot	→ fräckhet	↔ audacity — insolent boldness
• culot	→ fräckhet	↔ gall — impudence or brazenness
• culot	→ fräckhet; framfusighet; oblyghet	↔ Dreistheit — Eine Tat oder eine Äußerung, die nicht von ausreichendem Respekt gegenüber dem anderen geprägt ist.
• culot	→ fräckhet; oförskämdhet	↔ Frechheit — respektloses, dreistes Verhalten