Frans

Uitgebreide vertaling voor cris (Frans) in het Zweeds

cris:

cris [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le cris (hurlements)
    skrika
    • skrika [-en] zelfstandig naamwoord
  2. le cris (cris perçants; clameur; criailleries; criaillement; cris stridents)
    skrikande
  3. le cris (appel; cri)
    kallelse; sammankallande; upprop; inkallelse
  4. le cris (vagissement; pleurs)
    siktar; såll
    • siktar zelfstandig naamwoord
    • såll [-ett] zelfstandig naamwoord
  5. le cris (slogans; devises)
    slagord
    • slagord [-ett] zelfstandig naamwoord
  6. le cris (slogans)
    valspråk; slogans
  7. le cris (voix criarde; cris perçant)
    trumpetande

Vertaal Matrix voor cris:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inkallelse appel; cri; cris
kallelse appel; cri; cris action de poursuivre une vocation; ajournement; appel; assignation; assignation à jour fixe; avis; citation; communication; convocation; faire-part; intimation; invocation; notification; notifications; obsécration; sommations
sammankallande appel; cri; cris
siktar cris; pleurs; vagissement
skrika cris; hurlements
skrikande clameur; criaillement; criailleries; cris; cris perçants; cris stridents beuglement; braillement; bruit; criailleries; cris percants; cris perçants; fracas; glapissements; hurlement; hurlements; mugissement; piaulement; rugissement; tumulte; vacarme
slagord cris; devises; slogans devise; exergue; maxime; principe; slogan; texte publicitaire
slogans cris; slogans slogans publicitaires
såll cris; pleurs; vagissement
trumpetande cris; cris perçant; voix criarde
upprop appel; cri; cris annonce; appel; convocation; décret; faire-part; invocation; notification; obsécration; parution publique; proclamation; promulgation; publication
valspråk cris; slogans devises; maximes
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skrika aborder; accoster; appeler; arraisonner; beugler; bouillonner; brailler; braire; bêler; chialer; criailler; crier; crier fort; crier à; faire du tapage; faire rage; feuler; fulminer; geindre; glapir; gronder; gueuler; huer; hurler; héler; injurier; insulter; japper; lâcher des jurons; mugir; pleurer; pleurnicher; pousser de cris aigus; pousser des cris perçants; rire aux éclats; rugir; râler contre; s'emporter; se déchaîner; se déchaîner contre; se fâcher tout rouge; tempéter; tempêter; tonner; tonner contre; tousser fort; vociférer

Synoniemen voor "cris":


Verwante vertalingen van cris