Overzicht
Frans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. caissier:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor caissier (Frans) in het Zweeds

caissier:

caissier [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le caissier (caissière)
    kassörska; kassör
  2. le caissier (percepteur; encaisseur; quêteur; quêteuse; garçon de recettes)
    kassör
    • kassör [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor caissier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kassör caissier; caissière; encaisseur; garçon de recettes; percepteur; quêteur; quêteuse caissière; ordonnateur; trésorier
kassörska caissier; caissière caissière

Synoniemen voor "caissier":


Wiktionary: caissier

caissier
noun
  1. personne qui tient la caisse

Cross Translation:
FromToVia
caissier kassör; kassörska cashier — one who works at a till or receiving payments