Bref in het Zweeds vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Zweeds: Meer gegevens...

bref:
- koncist; kortfattad; kortfattat; kort referat; kort sagt; kort sammanfattat; kort sammanfattad; snabb; flyktigt; snabbt; hel kort; summarisk; minimalt; summariskt; bara; helt enkelt; fräsande; koncis
Wiktionary:
- bref → kort
- bref → hur som helst, i alla fall, kort, hastig

Frans

Uitgebreide vertaling voor bref (Frans) in het Zweeds

bref:

bref bijvoeglijk naamwoord

bref (concis; brièvement; résumé; sommaire; succinct; succinctement; sommairement; récapitulé; d'une façon concise)
koncist; kortfattad; kortfattat
- koncist bijvoeglijk naamwoord
- kortfattad bijvoeglijk naamwoord
- kortfattat bijvoeglijk naamwoord
bref (concis; brièvement; succinct; court; succinctement)
kort referat
- kort referat bijvoeglijk naamwoord
bref (enfin; en résumé; tout court)
kort sagt
- kort sagt bijvoeglijk naamwoord
bref (résumé; sommaire; brièvement; succinct; sommairement; succinctement; récapitulé; d'une façon concise)
kortfattat; kort sammanfattat; kort sammanfattad
- kortfattat bijvoeglijk naamwoord
- kort sammanfattat bijvoeglijk naamwoord
- kort sammanfattad bijvoeglijk naamwoord
bref (fugace; éphémère; court; rapidement; superficiel; superficielle; superficiellement; à la hâte; transitoire; évanescent)
snabb; flyktigt; snabbt
- snabb bijvoeglijk naamwoord
- flyktigt bijvoeglijk naamwoord
- snabbt bijvoeglijk naamwoord
bref (en un mot; pour abréger)
kortfattat; hel kort
- kortfattat bijvoeglijk naamwoord
- hel kort bijvoeglijk naamwoord
bref (minimal; succinct; sommaire; brièvement)
summarisk; minimalt; summariskt
- summarisk bijvoeglijk naamwoord
- minimalt bijvoeglijk naamwoord
- summariskt bijvoeglijk naamwoord
bref (simplement; enfin; tout simplement; en résumé; tout court; tout bonnement)
bara; helt enkelt
- bara bijvoeglijk naamwoord
- helt enkelt bijvoeglijk naamwoord
bref (d'un air maussade; irascible; court; irrité; de mauvaise humeur)
fräsande
- fräsande bijvoeglijk naamwoord
bref (sommaire; concis; succinctement; brièvement; succinct; au minimum; minime; minimal)
koncis; kortfattat; koncist
- koncis bijvoeglijk naamwoord
- kortfattat bijvoeglijk naamwoord
- koncist bijvoeglijk naamwoord
bref (lapidaire; sommaire; concis; succinct; succinctement; sans détours)
kortfattad; kortfattat
- kortfattad bijvoeglijk naamwoord
- kortfattat bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor bref:

Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bara	bref; en résumé; enfin; simplement; tout bonnement; tout court; tout simplement	de justesse; il y a quelques instants; pur; pur et simple; récemment; simplement; tout juste; tout simplement; vrai; véritable
flyktigt	bref; court; fugace; rapidement; superficiel; superficielle; superficiellement; transitoire; à la hâte; éphémère; évanescent	actuel; baroque; capricieux; changeant; décontracté; en courant; en passant; entre la poire et le fromage; facultatif; familier; familière; fantasque; imprévisible; incalculable; incidemment; inconstant; informel; instable; non obligatoire; nonchalamment; nonchalant; négligemment; optionnel; sans contrainte; sans engagement; variable; versatile; volage; à cet instant
fräsande	bref; court; d'un air maussade; de mauvaise humeur; irascible; irrité
hel kort	bref; en un mot; pour abréger
helt enkelt	bref; en résumé; enfin; simplement; tout bonnement; tout court; tout simplement
koncis	au minimum; bref; brièvement; concis; minimal; minime; sommaire; succinct; succinctement
koncist	au minimum; bref; brièvement; concis; d'une façon concise; minimal; minime; récapitulé; résumé; sommaire; sommairement; succinct; succinctement
kort referat	bref; brièvement; concis; court; succinct; succinctement
kort sagt	bref; en résumé; enfin; tout court
kort sammanfattad	bref; brièvement; d'une façon concise; récapitulé; résumé; sommaire; sommairement; succinct; succinctement
kort sammanfattat	bref; brièvement; d'une façon concise; récapitulé; résumé; sommaire; sommairement; succinct; succinctement
kortfattad	bref; brièvement; concis; d'une façon concise; lapidaire; récapitulé; résumé; sans détours; sommaire; sommairement; succinct; succinctement	pour être bref
kortfattat	au minimum; bref; brièvement; concis; d'une façon concise; en un mot; lapidaire; minimal; minime; pour abréger; récapitulé; résumé; sans détours; sommaire; sommairement; succinct; succinctement	pour être bref
minimalt	bref; brièvement; minimal; sommaire; succinct	au minimum; banal; de peu d'importance; futile; insignifiant; minimal; minime; méticuleux; négligeable; peu important; quelques; sans importance
snabb	bref; court; fugace; rapidement; superficiel; superficielle; superficiellement; transitoire; à la hâte; éphémère; évanescent	alerte; bientôt; d'ici peu; en grande hâte; hâtif; hâtivement; sous peu; vif; vite; à bref délai; à la hâte
snabbt	bref; court; fugace; rapidement; superficiel; superficielle; superficiellement; transitoire; à la hâte; éphémère; évanescent	abrupt; alerte; bientôt; brusque; brusquement; d'ici peu; direct; directement; en grande hâte; immédiat; immédiatement; promptement; sous peu; vif; vite; à bref délai
summarisk	bref; brièvement; minimal; sommaire; succinct	rapide; rapidement; superficiel; superficiellement; à la hâte
summariskt	bref; brièvement; minimal; sommaire; succinct	rapide; rapidement; superficiel; superficiellement; à la hâte

Synoniemen voor "bref":

abrégé; raccourci; simplifié; bas; diminué; courtaud; petit; vil; abject; commun; vulgaire; collant; chaussette; court; rapide; brusque; en bref; bréviaire; office; psautier; rubrique; briefing; réunion; bulle; boulle; concis; dépouillé; laconique; succinct; sobre; serré; lapidaire; incisif; nerveux; précis; fugace; momentané; éphémère; passager; transitoire; sommaire; précaire; cursif; encyclique; réponse; mandement; monitoire; constitution; canon; décrétale; enfin; finalement; temporaire; fugitif; provisoire; périssable; jaculatoire; sec; intermittent; véloce; prompt; diligent; empressé; expéditif; alerte; hâtif; leste; agile; preste; pressé; vif; tari; aride; desséché; anhydre; stérile; dur; froid; indifférent; insensible; pincé

Wiktionary: bref

bref

adjective

Petit de taille
- bref → kort

Cross Translation:

From	To	Via
• bref	→ hur som helst; i alla fall	↔ anyway — used to indicate change of subject
• bref	→ kort	↔ short — of a person, of comparatively little height
• bref	→ kort	↔ short — having little duration
• bref	→ kort	↔ kurz — wenig Worte benötigend
• bref	→ hastig; kort	↔ kurz — wenig Zeit benötigend

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van bref

Remove Ads

Vertaal bref van Frans naar Zweeds

Uitgebreide vertaling voor bref (Frans) in het Zweeds

bref:

bref bijvoeglijk naamwoord

bref (concis; brièvement; résumé; sommaire; succinct; succinctement; sommairement; récapitulé; d'une façon concise)

bref (concis; brièvement; succinct; court; succinctement)

bref (enfin; en résumé; tout court)

bref (résumé; sommaire; brièvement; succinct; sommairement; succinctement; récapitulé; d'une façon concise)

bref (fugace; éphémère; court; rapidement; superficiel; superficielle; superficiellement; à la hâte; transitoire; évanescent)

bref (en un mot; pour abréger)

bref (minimal; succinct; sommaire; brièvement)

bref (simplement; enfin; tout simplement; en résumé; tout court; tout bonnement)

bref (d'un air maussade; irascible; court; irrité; de mauvaise humeur)

bref (sommaire; concis; succinctement; brièvement; succinct; au minimum; minime; minimal)

bref (lapidaire; sommaire; concis; succinct; succinctement; sans détours)

Vertaal Matrix voor bref:

Synoniemen voor "bref":

Wiktionary: bref

Verwante vertalingen van bref