Overzicht
Frans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. arrachement:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor arrachement (Frans) in het Zweeds

arrachement:

arrachement [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'arrachement
    bortryckning; undanryckning
  2. l'arrachement (incisions; morceaux; fente; déchirure; tranches)
    jack; hack; skåra
    • jack [-ett] zelfstandig naamwoord
    • hack [-ett] zelfstandig naamwoord
    • skåra [-en] zelfstandig naamwoord
  3. l'arrachement (déchirure; déchirement; fait d'arracher)
    riva loss
  4. l'arrachement (abattage; sciage)
    såga ned

Vertaal Matrix voor arrachement:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bortryckning arrachement
hack arrachement; déchirure; fente; incisions; morceaux; tranches balafre; coche; coupure; césure; dent; encochage; encoche; entaille; estafilade; incision; rainure; taillade
jack arrachement; déchirure; fente; incisions; morceaux; tranches coche; dent; encochage; encoche; entaille
riva loss arrachement; déchirement; déchirure; fait d'arracher
skåra arrachement; déchirure; fente; incisions; morceaux; tranches balafre; coche; coup de hache; coupure; césure; dent; encochage; encoche; entaille; estafilade; fente; incision; rainure; taillade
såga ned abattage; arrachement; sciage
undanryckning arrachement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skåra encocher; entailler; graver; inciser; tailler

Synoniemen voor "arrachement":


Wiktionary: arrachement

arrachement
noun
  1. Action d’arracher
  2. Architecture