Home ->Woordenboeken ->Frans/Zweeds ->Vertaal andouille

Vertaal andouille van Frans naar Zweeds

Overzicht

Frans naar Zweeds: Meer gegevens...

andouille:
- skithuvud; skitstövel; jävel; fuskare; klåpare
Wiktionary:
- andouille → korv
- andouille → dumhuvud, dumbom, nöt, åsna

Frans

Uitgebreide vertaling voor andouille (Frans) in het Zweeds

andouille:

andouille [la ~] zelfstandig naamwoord

l'andouille (salopard; con)
skithuvud
- skithuvud zelfstandig naamwoord
l'andouille (idiot; imbécile)
skitstövel; jävel
- skitstövel [-en] zelfstandig naamwoord
- jävel [-en] zelfstandig naamwoord !
l'andouille (maladroit; colificheur; bousilleur; drôle de type; brimborion; chiffon; loque; manchot; empoté; gaffeur; pauvre diable; pauvre type)
fuskare; klåpare
- fuskare [-en] zelfstandig naamwoord
- klåpare [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor andouille:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
fuskare	andouille; bousilleur; brimborion; chiffon; colificheur; drôle de type; empoté; gaffeur; loque; maladroit; manchot; pauvre diable; pauvre type	barbouilleurs; bousilleurs; boussilleurs; bricoleur; gacheurs; gâte-métier; manches; minus; pantes; saboteurs; tricheurs; trompeur
jävel	andouille; idiot; imbécile	Cerbère; cerbère
klåpare	andouille; bousilleur; brimborion; chiffon; colificheur; drôle de type; empoté; gaffeur; loque; maladroit; manchot; pauvre diable; pauvre type	amateur; barbouilleurs; bousilleur; bousilleurs; boussilleurs; bricoleur; gacheurs; gâte-métier; manches; minus; pantes; saboteurs; tricheurs
skithuvud	andouille; con; salopard	canaille; chien; con; crapule; méchant; plouc; péquenot; salaud; salop; salopard
skitstövel	andouille; idiot; imbécile

Synoniemen voor "andouille":

andouillette; sot

Wiktionary: andouille

andouille

noun

Saucisse de boyau de porc rempli de tripes ou de chair hachée du même animal.
- andouille → korv

Cross Translation:

From	To	Via
• andouille	→ dumhuvud; dumbom	↔ Dummkopf — beleidigend: dummer Mensch
• andouille	→ nöt; åsna	↔ Hornochse — derb, Schimpfwort: jemand, der eine große Dummheit begangen hat; jemand, der einfältig und unverständig ist