Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor lueur (Frans) in het Zweeds

lueur:

lueur [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la lueur (lustre)
    skimmer; sken; stråle
    • skimmer [-ett] zelfstandig naamwoord
    • sken [-ett] zelfstandig naamwoord
    • stråle [-en] zelfstandig naamwoord
  2. la lueur (ombre; étincelle; trace; )
    glimt; svagt skimmer; glans
  3. la lueur (petit trait; ombre)
    fläkt; puff; pust; vinande
    • fläkt [-en] zelfstandig naamwoord
    • puff [-en] zelfstandig naamwoord
    • pust [-en] zelfstandig naamwoord
    • vinande [-ett] zelfstandig naamwoord
  4. la lueur (crépuscule; aube; moment crépusculaire; )
    skymning
  5. la lueur (éclat; lustre; étincellement; scintillement)
    glitter; glans
    • glitter [-ett] zelfstandig naamwoord
    • glans [-en] zelfstandig naamwoord
  6. la lueur (étincelle; rayon)
    gnister
  7. la lueur
    låga; flamma
    • låga [-en] zelfstandig naamwoord
    • flamma [-en] zelfstandig naamwoord
  8. la lueur (étincellement; reflet; flash; )
    svimning; fläktning; fladdring

Vertaal Matrix voor lueur:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fladdring flash; lueur; lueur scintillante; reflet; scintillement; signal lumineux; éclair; éclat; étincellement
flamma lueur éclat
fläkt lueur; ombre; petit trait roue; éventail
fläktning flash; lueur; lueur scintillante; reflet; scintillement; signal lumineux; éclair; éclat; étincellement
glans bouffée; lueur; lustre; ombre; pointe; scintillement; soupçon; trace; éclat; étincelle; étincellement brillance; couche brillante; fait de luire; gloire; honneur; luisance; reflets; rougeoiement; scintillement; splendeur; éclat; étincellement
glimt bouffée; lueur; ombre; pointe; soupçon; trace; étincelle flash; signal lumineux; éclair; étincellement
glitter lueur; lustre; scintillement; éclat; étincellement brillance; gloire; honneur; scintillement; splendeur; éclat; étincellement
gnister lueur; rayon; étincelle lueur scintillante; scintillement; éclat; étincelle; étincellement
låga lueur
puff lueur; ombre; petit trait chataîgne; gnon; marron; trait; wizz
pust lueur; ombre; petit trait
sken lueur; lustre apparence; fait de luire; façade; luisance; luminescence; luminosité; phosphorescence; semblant; simulacre; simulation; trompe-l'oeil
skimmer lueur; lustre brillance; petits écrans; éclat
skymning aube; crépuscule; demi-jour; demi-obscurité; lueur; lumière crépusculaire; moment crépusculaire; pénombre crépuscule; temps de crépuscule
stråle lueur; lustre
svagt skimmer bouffée; lueur; ombre; pointe; soupçon; trace; étincelle
svimning flash; lueur; lueur scintillante; reflet; scintillement; signal lumineux; éclair; éclat; étincellement anesthésie; défaillance; griserie; torpeur; étourdissement; évanouissement
vinande lueur; ombre; petit trait
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
flamma flamber; jaillir; jeter des flambes; jeter étincelles; osciller; postuler; trembloter; vaciller; étinceler
låga flamber; jeter des flambes; osciller; trembloter; vaciller

Synoniemen voor "lueur":


Wiktionary: lueur


Cross Translation:
FromToVia
lueur gnista Funkeübertragen: geringe Spur von etwas

Verwante vertalingen van lueur