Overzicht
Frans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. faire-valoir:
  2. faire valoir:


Frans

Uitgebreide vertaling voor faire valoir (Frans) in het Zweeds

faire-valoir:

faire-valoir zelfstandig naamwoord

  1. faire-valoir

Vertaal Matrix voor faire-valoir:

OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
driftform faire-valoir

Synoniemen voor "faire-valoir":

  • repoussoir

faire valoir:

faire valoir werkwoord

  1. faire valoir (profiter de qc; tirer profit de; tirer parti de; faire son profit de; exploiter)
    dra fördel av; utnyttja
    • dra fördel av werkwoord (drar fördel av, drog fördel av, dragit fördel av)
    • utnyttja werkwoord (utnyttjar, utnyttjade, utnyttjat)
  2. faire valoir (exploiter; mettre à profit; mettre en exploitation; )
    exploatera; bygga ut
    • exploatera werkwoord (exploaterar, exploaterade, exploaterat)
    • bygga ut werkwoord (bygger ut, byggde ut, byggt ut)

Vertaal Matrix voor faire valoir:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bygga ut cultiver; employer; exploiter; faire travailler; faire valoir; mettre en exploitation; mettre à profit; se servir de; user de; utiliser agrandir; ajouter à; bâtir; construire; construire en plus; développer; enfler; gonfler; grossir; lever; prendre de l'ampleur; prendre de l'expansion; prendre du poids; rajouter une aile; s'amplifier; s'enfler; se dilater; élargir; étendre; évaser
dra fördel av exploiter; faire son profit de; faire valoir; profiter de qc; tirer parti de; tirer profit de
exploatera cultiver; employer; exploiter; faire travailler; faire valoir; mettre en exploitation; mettre à profit; se servir de; user de; utiliser exploiter; tirer avantage de
utnyttja exploiter; faire son profit de; faire valoir; profiter de qc; tirer parti de; tirer profit de bénéficier; dépouiller de; exploiter; pressurer; priver de; tirer avantage de; tirer profit de

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van faire valoir