Home ->Woordenboeken ->Frans/Zweeds ->Zoek: bâtiment

Franse en Zweedse zoekresultaten voor: bâtiment

Overzicht

Frans naar Zweeds: Meer gegevens...

bâtiment:
- bygge; byggnad; konstruktion; struktur
Wiktionary:
- bâtiment → byggnad
- bâtiment → byggnad, bygge, hus, byggnadsverk, byggnadsindustri, byggbransch

Frans

Uitgebreide vertaling voor bâtiment (Frans) in het Zweeds

bâtiment:

bâtiment [le ~] zelfstandig naamwoord

le bâtiment (immeuble; construction; édifice; bâtisse; maison; lot; parcelle; monument; terrain vague; lotissement; terrain à bâtir; parcelle de terrain)
bygge
- bygge [-ett] zelfstandig naamwoord
le bâtiment (immeuble; édifice)
byggnad
- byggnad [-en] zelfstandig naamwoord
le bâtiment (édifice; construction; immeuble)
konstruktion; struktur
- konstruktion [-en] zelfstandig naamwoord
- struktur [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bâtiment:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
bygge	bâtiment; bâtisse; construction; immeuble; lot; lotissement; maison; monument; parcelle; parcelle de terrain; terrain vague; terrain à bâtir; édifice
byggnad	bâtiment; immeuble; édifice	application; arrangement; bloc; bâtisse; chantier; classement; composition; construction; cube; immeuble; maison; mise; mise en ordre; ordre; secteur du bâtiment
konstruktion	bâtiment; construction; immeuble; édifice	application; arrangement; bâtisse; cadre; carcasse; chantier; charpente; châssis; classement; composition; constitution; construction; fabrication; mise; mise en ordre; ordre; secteur du bâtiment; squelette; structure; édification
struktur	bâtiment; construction; immeuble; édifice	base; bâtisse; chantier; construction; grandes lignes; ligne de fond; secteur du bâtiment; structure

Synoniemen voor "bâtiment":

annexe; additif; édifice; bâtisse; construction; immeuble; monument; maison; building; gratte-ciel; abri; appentis; masure; composition; structure; expression; grange; fenil; grenier; hangar; magasin; pailler; remise; resserre; résidence; local; lieu; endroit; pièce; siège; habitation; logement; régional; voisin; tombeau

Wiktionary: bâtiment

bâtiment

noun

archi|fr construction|fr construction close faite pour loger des hommes ou des animal, ou pour abriter des denrées, des récoltes, pour servir à des industries, à des services publics, etc.
- bâtiment → byggnad

Cross Translation:

From	To	Via
• bâtiment	→ byggnad; bygge; hus	↔ building — closed structure with walls and a roof
• bâtiment	→ byggnad	↔ Bauwerk — von Menschen gebauter, ortsfester Gegenstand
• bâtiment	→ byggnadsverk	↔ Bauwerk — durch seine architektonische Gestaltung größerer, bedeutender Bau
• bâtiment	→ byggnadsindustri	↔ Bauwesen — das Fachgebiet, das sich mit den Prozessen der Erstellung von Bauwerken beschäftigt
• bâtiment	→ byggbransch	↔ Bauwesen — die Branche, die sich mit der Erstellung von Bauwerken beschäftigt
• bâtiment	→ byggnad	↔ Gebäude — ein vom Menschen errichtetes, meist oberirdisches, ortsfestes Konstrukt, das einen oder mehrere Räume enthält
• bâtiment	→ hus; byggnad; bygge	↔ gebouw — een constructie van enige omvang die verbonden is met de grond en waarin men kan wonen of werken

Verwante vertalingen van bâtiment