Overzicht
Frans naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. bombe:
  2. bombé:
  3. bomber:
  4. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor bombe (Frans) in het Zweeds

bombe:

bombe [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la bombe (projectile)
    projektil
  2. la bombe (explosif; grenade; obus; projectile)
    sprängämne; granat; bomb
    • sprängämne [-ett] zelfstandig naamwoord
    • granat [-en] zelfstandig naamwoord
    • bomb [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bombe:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bomb bombe; explosif; grenade; obus; projectile
granat bombe; explosif; grenade; obus; projectile grenat
projektil bombe; projectile
sprängämne bombe; explosif; grenade; obus; projectile explosif

Synoniemen voor "bombe":


Wiktionary: bombe

bombe
noun
  1. Engin rempli de matière explosive

Cross Translation:
FromToVia
bombe bomb bomb — device filled with explosives
bombe bomb BombeKampfmittel, das eine Explosion verursacht (selbst explodiert)
bombe bomb bom — een vernietigingstuig dat gevuld is met explosieven

bombé:

bombé bijvoeglijk naamwoord

  1. bombé (enflé; arrondi; rond; )
    sfäriskt; runt; rund
    • sfäriskt bijvoeglijk naamwoord
    • runt bijvoeglijk naamwoord
    • rund bijvoeglijk naamwoord
  2. bombé (gonflé; rond; convexe)
    runda; rundat
    • runda bijvoeglijk naamwoord
    • rundat bijvoeglijk naamwoord
  3. bombé (gonflé)
    utvidgad; utvidgat
  4. bombé (concave; rond; courbé; )
    buktig; konkavt; buktat; buktigt; inbuktat; inbuktad

Vertaal Matrix voor bombé:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rund cercle; ronde; tour
runda cercles; cycles; jeu; partie; rondes; tour; tournées en ronde; tours
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
buktat arqué; bombé; concave; convexe; courbé; rond; voûté
buktig arqué; bombé; concave; convexe; courbé; rond; voûté
buktigt arqué; bombé; concave; convexe; courbé; rond; voûté
inbuktad arqué; bombé; concave; convexe; courbé; rond; voûté
inbuktat arqué; bombé; concave; convexe; courbé; rond; voûté
konkavt arqué; bombé; concave; convexe; courbé; rond; voûté
rund arrondi; bombé; bouffi; en forme de balle; en forme de globe; en forme de sphère; enflé; rond; sphérique arrondi; circulaire; dodu; orbiculaire; potelé
runda bombé; convexe; gonflé; rond au bout de; au cours de
rundat bombé; convexe; gonflé; rond au bout de; au cours de
runt arrondi; bombé; bouffi; en forme de balle; en forme de globe; en forme de sphère; enflé; rond; sphérique arrondi; autour; autour de; aux alentours de; circulaire; orbiculaire; tout autour
sfäriskt arrondi; bombé; bouffi; en forme de balle; en forme de globe; en forme de sphère; enflé; rond; sphérique arrondi; circulaire; en boule; globulaire; rond; sphérique
utvidgad bombé; gonflé
utvidgat bombé; gonflé

Synoniemen voor "bombé":


bombe vorm van bomber:

bomber werkwoord (bombe, bombes, bombons, bombez, )

  1. bomber (exploser; gonfler; se ballonner; )
    spränga; låta explodera
    • spränga werkwoord (spränger, sprängde, sprängt)
    • låta explodera werkwoord (låter explodera, låt explodera, låtit explodera)
  2. bomber (enfler; grossir; bouffer; se gonfler; se ballonner)
    blåsa upp
    • blåsa upp werkwoord (blåser upp, blåste upp, blåst upp)

Conjugations for bomber:

Présent
  1. bombe
  2. bombes
  3. bombe
  4. bombons
  5. bombez
  6. bombent
imparfait
  1. bombais
  2. bombais
  3. bombait
  4. bombions
  5. bombiez
  6. bombaient
passé simple
  1. bombai
  2. bombas
  3. bomba
  4. bombâmes
  5. bombâtes
  6. bombèrent
futur simple
  1. bomberai
  2. bomberas
  3. bombera
  4. bomberons
  5. bomberez
  6. bomberont
subjonctif présent
  1. que je bombe
  2. que tu bombes
  3. qu'il bombe
  4. que nous bombions
  5. que vous bombiez
  6. qu'ils bombent
conditionnel présent
  1. bomberais
  2. bomberais
  3. bomberait
  4. bomberions
  5. bomberiez
  6. bomberaient
passé composé
  1. ai bombé
  2. as bombé
  3. a bombé
  4. avons bombé
  5. avez bombé
  6. ont bombé
divers
  1. bombe!
  2. bombez!
  3. bombons!
  4. bombé
  5. bombant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor bomber:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blåsa upp bomber; bouffer; enfler; grossir; se ballonner; se gonfler activer; agacer; ameuter; attiser; aviver; charger; encourager; enfler; exagérer; exciter; exciter à; grossir; inciter à; outrer; ranimer; renforcer; s'ouvrir à cause du vent; semer la discorde; souligner; tisonner; énerver
låta explodera bomber; bouffer; enfler; exploser; gonfler; grossir; se ballonner; se gonfler
spränga bomber; bouffer; enfler; exploser; gonfler; grossir; se ballonner; se gonfler
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
spränga sauter

Synoniemen voor "bomber":


Verwante vertalingen van bombe