Autorité: vertaling Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Zweeds: Meer gegevens...

autorité:
- myndighet; makt; auktoritet; ha befogenhet; övervälde; herravälde; riksdag; härskare; makthavare; befogenhet; styrelse; regim; regering; staten; kontroll
- sakkunnig; expert; specialist
Wiktionary:
- autorité → myndighet
- autorité → auktoritet, myndighet, ledarskap, Obrigkeit, överhet

Frans

Uitgebreide vertaling voor autorité (Frans) in het Zweeds

autorité:

autorité [la ~] zelfstandig naamwoord

l'autorité (puissance; pouvoir)
myndighet; makt; auktoritet
- myndighet [-en] zelfstandig naamwoord
- makt [-en] zelfstandig naamwoord
- auktoritet [-en] zelfstandig naamwoord
l'autorité (puissance; pouvoir; compétence; empire; aptitude; autorités; pouvoirs)
ha befogenhet
- ha befogenhet zelfstandig naamwoord
l'autorité (domination; pouvoir; puissance)
myndighet; övervälde; makt; herravälde
- myndighet [-en] zelfstandig naamwoord
- övervälde zelfstandig naamwoord
- makt [-en] zelfstandig naamwoord
- herravälde [-ett] zelfstandig naamwoord
l'autorité (gouvernement; cabinet; cabinets; galerie; toilettes; pouvoir public; salle d'exposition; galerie d'art; hall d'exposition; salon d'art; gouvernement de l'Etat)
riksdag
- riksdag [-en] zelfstandig naamwoord
l'autorité (autorités; organe du pouvoir; puissance; maître; souverain; pouvoirs; détenteur du pouvoir; détentrice du pouvoir)
auktoritet; härskare
- auktoritet [-en] zelfstandig naamwoord
- härskare zelfstandig naamwoord
l'autorité (autorités; détentrice du pouvoir; détenteur du pouvoir; pouvoir)
auktoritet; makthavare
- auktoritet [-en] zelfstandig naamwoord
- makthavare [-en] zelfstandig naamwoord
l'autorité (représentant de l'Autorité)
myndighet; befogenhet
- myndighet [-en] zelfstandig naamwoord
- befogenhet [-en] zelfstandig naamwoord
l'autorité (régime; direction; gouvernement; management; pouvoir public; comité directeur)
styrelse; regim; regering
- styrelse [-en] zelfstandig naamwoord
- regim [-en] zelfstandig naamwoord
- regering [-en] zelfstandig naamwoord
l'autorité (pouvoir public; gouvernement; autorités; Etat; royaume; empire)
staten
- staten zelfstandig naamwoord
l'autorité (pouvoir; son mot à dire)
kontroll
- kontroll [-en] zelfstandig naamwoord

autorité [le ~] zelfstandig naamwoord

l'autorité (expert; spécialiste; connaisseur; professionnel; homme compétent)
sakkunnig; expert; specialist
- sakkunnig zelfstandig naamwoord
- expert [-en] zelfstandig naamwoord
- specialist [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor autorité:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
auktoritet	autorité; autorités; détenteur du pouvoir; détentrice du pouvoir; maître; organe du pouvoir; pouvoir; pouvoirs; puissance; souverain	organisme d'Etat; établissement d'Etat
befogenhet	autorité; représentant de l'Autorité
expert	autorité; connaisseur; expert; homme compétent; professionnel; spécialiste	expert; homme compétent; homme de métier; professionnel; spécialiste
ha befogenhet	aptitude; autorité; autorités; compétence; empire; pouvoir; pouvoirs; puissance
herravälde	autorité; domination; pouvoir; puissance	contrôle; maîtrise; niveau de capacité
härskare	autorité; autorités; détenteur du pouvoir; détentrice du pouvoir; maître; organe du pouvoir; pouvoirs; puissance; souverain	envahisseur; homme du pouvoir; maître; roi; régent; seigneur; souverain
kontroll	autorité; pouvoir; son mot à dire	bouton de réglage; contrôle; enquête; examen; examen médical; exploration; inspection; investigation; maîtrise; niveau de capacité; recalcul; recherche; régulateur; service de contrôle; service de entretien
makt	autorité; domination; pouvoir; puissance	capacité; contrôle; forces; maîtrise; niveau de capacité; puissance
makthavare	autorité; autorités; détenteur du pouvoir; détentrice du pouvoir; pouvoir	autorités
myndighet	autorité; domination; pouvoir; puissance; représentant de l'Autorité	contrôle; maîtrise; niveau de capacité
regering	autorité; comité directeur; direction; gouvernement; management; pouvoir public; régime	appareil administratif; appareil gouvernemental; gouvernement; gouvernement de l'Etat; gouvernement national; régence; services administratifs
regim	autorité; comité directeur; direction; gouvernement; management; pouvoir public; régime
riksdag	autorité; cabinet; cabinets; galerie; galerie d'art; gouvernement; gouvernement de l'Etat; hall d'exposition; pouvoir public; salle d'exposition; salon d'art; toilettes	Chambre des Etats-Généraux; cabinet; congrès; diète; parlement
sakkunnig	autorité; connaisseur; expert; homme compétent; professionnel; spécialiste
specialist	autorité; connaisseur; expert; homme compétent; professionnel; spécialiste	expert; homme compétent; professionnel; spécialiste
staten	Etat; autorité; autorités; empire; gouvernement; pouvoir public; royaume
styrelse	autorité; comité directeur; direction; gouvernement; management; pouvoir public; régime	Conseil d'Administration; appareil administratif; appareil gouvernemental; canalisation; comité directeur; conduite; conseil d'administration; cordage; câble; direction; direction de l'entreprise; direction générale; fil; filet; gouvernement; management; politique; services administratifs; stratégie; tactique; équipe de management
övervälde	autorité; domination; pouvoir; puissance	hégémonie; primauté; souveraineté; suprématie
Bijwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
sakkunnig		compétent; expert; intelligent; professionnel; qualifié; spécialisé

Synoniemen voor "autorité":

absoluité; souveraineté; hégémonie; totalité; perfection; pouvoir; ascendant; compétence; capacité; qualité; ressort; aptitude; considération; attention; circonspection; dignitaire; personnalité; chef; empire; influence; domination; prestige; maîtrise; contrôle; emprise; augmente; aigrit; aggrave; avive; corse; envenime; dépendance; empiétement; mainmise; fermeté; assurance; détermination; énergie; constance; cran; force; impassibilité; résistance; résolution; inflexibilité; ténacité; gouvernement; administration; gestion; direction; puissance; état; ministère; omnipotence; absolutisme; prépotence; séduction; attraction; attirance; sévérité; austérité; dureté; exigence; rigidité; rigueur; suprématie; suzeraineté; tutelle; garde; protection; surveillance; contrainte

Wiktionary: autorité

autorité

noun

pouvoir ou droit de commander, d’obliger quelqu’un à quelque chose.
- autorité → myndighet

Cross Translation:

From	To	Via
• autorité	→ auktoritet	↔ authority — power to enforce rules or give orders
• autorité	→ myndighet	↔ authority — persons in command; specifically, government
• autorité	→ ledarskap	↔ leadership — capacity to lead
• autorité	→ Obrigkeit	↔ overheid — het geheel aan gezagvoerende lichamen
• autorité	→ auktoritet	↔ Autorität — ohne Plural: maßgebender Einfluss, Geltung, Ansehen
• autorité	→ överhet	↔ Obrigkeit — die verantwortliche Trägerschaft der staatlichen oder kirchlichen Macht

Verwante vertalingen van autorité

Remove Ads

Franse en Zweedse zoekresultaten voor: autorité

Uitgebreide vertaling voor autorité (Frans) in het Zweeds

autorité:

autorité [la ~] zelfstandig naamwoord

l'autorité (puissance; pouvoir)

l'autorité (puissance; pouvoir; compétence; empire; aptitude; autorités; pouvoirs)

l'autorité (domination; pouvoir; puissance)

l'autorité (gouvernement; cabinet; cabinets; galerie; toilettes; pouvoir public; salle d'exposition; galerie d'art; hall d'exposition; salon d'art; gouvernement de l'Etat)

l'autorité (autorités; organe du pouvoir; puissance; maître; souverain; pouvoirs; détenteur du pouvoir; détentrice du pouvoir)

l'autorité (autorités; détentrice du pouvoir; détenteur du pouvoir; pouvoir)

l'autorité (représentant de l'Autorité)

l'autorité (régime; direction; gouvernement; management; pouvoir public; comité directeur)

l'autorité (pouvoir public; gouvernement; autorités; Etat; royaume; empire)

l'autorité (pouvoir; son mot à dire)

autorité [le ~] zelfstandig naamwoord

l'autorité (expert; spécialiste; connaisseur; professionnel; homme compétent)

Vertaal Matrix voor autorité:

Synoniemen voor "autorité":

Wiktionary: autorité

Verwante vertalingen van autorité