Overzicht
Frans naar Zweeds: Meer gegevens...
-
juste:
- riktigt; riktig; korrekt; riktighet; just; bara för en minut sedan; exakt; precist; exak; befogat; berättigat; berättigad; åtsmitande; knapp; tight; hederligt; ärofull; ärofullt; hedervärd; hedervärdt; hedersamt; ärligt; rättvis; sporstligt; ärlig; rättvist; sannerlig; sannerligt; gällande; giltigt; lagligt; legitim; gällandet; legitimt; ansträngande; ihärdig; påfrestandet; ihärdigt; ansträngandet; uppriktigt; uppriktig; trångt; smal; knappt; nära; noggran; grundlig; grundligt; sorgfälligt; stark; koncentrerad; koncentrerat; övertygande; butter; vresigt; vresig; buttert; knarrigt
- rättighets person; ärlig person; skyst person
- Wiktionary:
Zweeds naar Frans: Meer gegevens...
Frans
Uitgebreide vertaling voor juste (Frans) in het Zweeds
juste:
-
juste (approprié; satisfaisant; correct; correctement; précisément; soigneusement; avec application; exact; exactement; précis; minutieux; minutieuse; minutieusement)
-
juste (corect; justement; exact)
-
juste (il y a un instant; récemment; tout à l'heure; à l'instant)
just; bara för en minut sedan-
just bijvoeglijk naamwoord
-
bara för en minut sedan bijvoeglijk naamwoord
-
-
juste (exactement; justement; exact; précis; précisément; correct; correctement)
-
juste (plus que; encore)
befogat; berättigat; berättigad-
befogat bijvoeglijk naamwoord
-
berättigat bijvoeglijk naamwoord
-
berättigad bijvoeglijk naamwoord
-
-
juste (étroit; serré; étroitement; raide)
åtsmitande; knapp; tight-
åtsmitande bijvoeglijk naamwoord
-
knapp bijvoeglijk naamwoord
-
tight bijvoeglijk naamwoord
-
-
juste (droit; honnête; sage; bon; équitable; intègre; probe; comme il faut; légitime; bien pensant)
-
juste (honnête; honnêtement; équitable; loyal; franchement; de bonne foi; franc; sincère; fair-play; légitime; de jeu; avec justice; avec équité; avec raison)
ärligt; rättvis; sporstligt; ärlig; rättvist-
ärligt bijvoeglijk naamwoord
-
rättvis bijvoeglijk naamwoord
-
sporstligt bijvoeglijk naamwoord
-
ärlig bijvoeglijk naamwoord
-
rättvist bijvoeglijk naamwoord
-
-
juste (vraiment; sûr; véritablement; entier; certain; véridiquement; complet; certes; certainement; véridique; mais si!; sans doute; positif; parfait)
-
juste (valable; valide; légitime; fondé; en règle; autorisé; licite)
-
juste (concentré; fixe; tendu)
ansträngande; ihärdig; påfrestandet; ihärdigt; ansträngandet-
ansträngande bijvoeglijk naamwoord
-
ihärdig bijvoeglijk naamwoord
-
påfrestandet bijvoeglijk naamwoord
-
ihärdigt bijvoeglijk naamwoord
-
ansträngandet bijvoeglijk naamwoord
-
-
juste (irréprochable; intègre; scrupuleux; d'une rectitude irréprochable)
-
juste (avec peu d'espace; étroit; serré; restreint; étroitement; petitement; tout juste)
-
juste (de justesse; tout près; à peine; tout juste)
-
juste (soigneusement; consciencieux; consciencieusement; approfondi; fondé; soigneux; fondamental; à fond; en profondeur; essentiel; dans le détail; soigné; de base)
noggran; grundlig; grundligt; sorgfälligt-
noggran bijvoeglijk naamwoord
-
grundlig bijvoeglijk naamwoord
-
grundligt bijvoeglijk naamwoord
-
sorgfälligt bijvoeglijk naamwoord
-
-
juste (concentré; tendu; fixe)
stark; koncentrerad; koncentrerat-
stark bijvoeglijk naamwoord
-
koncentrerad bijvoeglijk naamwoord
-
koncentrerat bijvoeglijk naamwoord
-
-
juste (fondé; raisonnable; plausible; solide; réfléchi; légitime; mûri; solidement; irrefutable; crédible; vraisemblable; raisonnablement; médité; bien pesé; qui tient debout)
övertygande-
övertygande bijvoeglijk naamwoord
-
-
juste (d'un ton bourru; grincheux; de mauvaise humeur; droit; brusque; fixe; raide; tendu; serré; rigide; rude; maussade; impassible; grognon; irascible; irrité; grincheuse; grondeur; grognonne; d'un ton traînard; d'un ton râleur)
-
le juste (personne honnête; personne intègre)
rättighets person-
rättighets person zelfstandig naamwoord
-
-
le juste (personne honnête)
Vertaal Matrix voor juste:
Synoniemen voor "juste":
Wiktionary: juste
juste
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• juste | → rättvis | ↔ fair — just, equitable |
• juste | → rättvis | ↔ just — morally fair, righteous |
• juste | → bara | ↔ just — only, simply, merely |
• juste | → passande | ↔ proper — following the established standards of behavior or manners |
• juste | → rätt; riktig | ↔ right — complying with justice, correct |
• juste | → rättvis | ↔ rechtvaardig — in overeenstemming met bepaalde ethische beginselen |
• juste | → korrekt | ↔ juist — zoals het moet, waar |
• juste | → på trots | ↔ aus Daffke — nordostdeutsch, besonders berlinerisch, salopp: aus Trotz, zum Trotz; nun gerade; aus Eigensinn; nur zum Spaß |
• juste | → precis; just | ↔ ausgerechnet — den folgenden Satzteil verstärkend, oft negative Betonung: eben, gerade |
• juste | → just | ↔ gerade — in diesem Moment oder vor sehr kurzer Zeit |
• juste | → rättvis; rätt | ↔ gerecht — übereinstimmend mit objektiven Rechtsnormen oder subjektivem Rechtsempfinden |
• juste | → riktig; rätt | ↔ richtig — wahr, nicht falsch |
Verwante vertalingen van juste
Zweeds