Home ->Woordenboeken ->Frans/Zweeds ->Zoek: possession

Franse en Zweedse zoekresultaten voor: possession

Overzicht

Frans naar Zweeds: Meer gegevens...

possession:
- tillgångar; egendommar; egendom; besittning; möbler och husgeråd
Wiktionary:
- possession → besittning, ägande, ägo, jordegendom, besatthet, ursinne
- possession → ägodelar, egendom, ägande, ägarskap, innehav

Zweeds naar Frans: Meer gegevens...

possession:
Het woord possession is bekend in onze database, echter hebben wij hiervoor nog geen vertaling van zweeds naar frans.

Frans

Uitgebreide vertaling voor possession (Frans) in het Zweeds

possession:

possession [la ~] zelfstandig naamwoord

la possession (biens; propriété; propriétés; bien)
tillgångar; egendommar
- tillgångar zelfstandig naamwoord
- egendommar zelfstandig naamwoord
la possession (biens; propriété)
egendom; besittning
- egendom [-en] zelfstandig naamwoord
- besittning [-en] zelfstandig naamwoord
la possession (biens; mobilier; équipement ménager; meubles; biens meubles; propriété; actif)
möbler och husgeråd
- möbler och husgeråd zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor possession:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
besittning	biens; possession; propriété	domaine; terrain; territoire; territoire d'un pays
egendom	biens; possession; propriété
egendommar	bien; biens; possession; propriété; propriétés
möbler och husgeråd	actif; biens; biens meubles; meubles; mobilier; possession; propriété; équipement ménager
tillgångar	bien; biens; possession; propriété; propriétés

Synoniemen voor "possession":

appartenance; interdépendance; avoir; détenir; tenir; disposer; garder; renfermer; actif; bien; richesse; crédit; détention; emprisonnement; maléfice; enchantement; ensorcellement; envoûtement; sortilège; sort; magie; charme; diablerie; malheur; philtre; occupation; travail; patrimoine; héritage; legs; succession; fortune; domaine; apanage; acquisition; disposition; maîtrise; jouissance; usage; propriété; appropriation

Wiktionary: possession

possession

noun

Jouissance, faculté actuelle de disposer ou de jouir d’un bien.
- possession → besittning; ägande; ägo
(grammaire)
- possession → ägande
Terres possédées par un état ou par un particulier.
- possession → jordegendom
(term, Théologie chrétienne) État d’un homme qu’on dit possédé par le démon.
- possession → besatthet; ursinne

Cross Translation:

From	To	Via
• possession	→ ägodelar; egendom	↔ Habe — Besitz
• possession	→ ägande; ägarskap	↔ ownership — legal status
• possession	→ innehav	↔ possession — ownership
• possession	→ egendom	↔ property — piece of real estate

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van possession

Zweeds

Uitgebreide vertaling voor possession (Zweeds) in het Frans

Computer vertaling door derden: