Savoir-Vivre: vertaling Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

savoir-vivre:
- omgangsvormen; manieren; fatsoen; etiquette; fatsoensnormen; fatsoenlijkheid; welvoeglijkheid; betamelijkheid; welgemanierdheid; beleefdheid; decorum; beschaafdheid; gevoeglijkheid
Wiktionary:
- savoir-vivre → fatsoen
- savoir-vivre → opvoeding

Frans

Uitgebreide vertaling voor savoir-vivre (Frans) in het Nederlands

le savoir-vivre (usages du monde; manières)
de omgangsvormen; de manieren; het fatsoen
- omgangsvormen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- manieren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
- fatsoen [het ~] zelfstandig naamwoord
le savoir-vivre (étiquette; décorum; tenue; politesse)
de etiquette
- etiquette [de ~] zelfstandig naamwoord
le savoir-vivre (tenue; convenance; politesse; décence; bienséance)
de fatsoensnormen
- fatsoensnormen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
le savoir-vivre (décence; convenance; propreté; ordre; tenue; politesse; bienséance; bonne tenue; bien-séance)
het fatsoen; de fatsoenlijkheid; de welvoeglijkheid; de betamelijkheid; welgemanierdheid
- fatsoen [het ~] zelfstandig naamwoord
- fatsoenlijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- welvoeglijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- betamelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- welgemanierdheid [znw.] zelfstandig naamwoord
le savoir-vivre (courtoisie; politesse)
de beleefdheid; de decorum; de betamelijkheid; de beschaafdheid; welgemanierdheid; het fatsoen; de fatsoenlijkheid; gevoeglijkheid
- beleefdheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- decorum [de ~] zelfstandig naamwoord
- betamelijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- beschaafdheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- welgemanierdheid [znw.] zelfstandig naamwoord
- fatsoen [het ~] zelfstandig naamwoord
- fatsoenlijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gevoeglijkheid [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beleefdheid	courtoisie; politesse; savoir-vivre	décence; politesse
beschaafdheid	courtoisie; politesse; savoir-vivre
betamelijkheid	bien-séance; bienséance; bonne tenue; convenance; courtoisie; décence; ordre; politesse; propreté; savoir-vivre; tenue	décence; politesse
decorum	courtoisie; politesse; savoir-vivre
etiquette	décorum; politesse; savoir-vivre; tenue; étiquette
fatsoen	bien-séance; bienséance; bonne tenue; convenance; courtoisie; décence; manières; ordre; politesse; propreté; savoir-vivre; tenue; usages du monde	bienséance; convenance; distinction; décence; honneur; propreté; respectabilité
fatsoenlijkheid	bien-séance; bienséance; bonne tenue; convenance; courtoisie; décence; ordre; politesse; propreté; savoir-vivre; tenue	bienséance; convenance; distinction; décence; honneur; propreté; respectabilité
fatsoensnormen	bienséance; convenance; décence; politesse; savoir-vivre; tenue
gevoeglijkheid	courtoisie; politesse; savoir-vivre
manieren	manières; savoir-vivre; usages du monde
omgangsvormen	manières; savoir-vivre; usages du monde
welgemanierdheid	bien-séance; bienséance; bonne tenue; convenance; courtoisie; décence; ordre; politesse; propreté; savoir-vivre; tenue	air distinguée; classe; distinction; grand air
welvoeglijkheid	bien-séance; bienséance; bonne tenue; convenance; décence; ordre; politesse; propreté; savoir-vivre; tenue