Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. rire:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. rit:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor rit (Frans) in het Nederlands

rit vorm van rire:

rire [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le rire (éclats de rire; grimace; ricanement)
    de lach
    • lach [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. le rire (rires étouffés; ricanement)
    het gegiechel

Vertaal Matrix voor rire:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gegiechel ricanement; rire; rires étouffés
lach grimace; ricanement; rire; éclats de rire

Synoniemen voor "rire":


Wiktionary: rire

rire
verb
  1. Marquer un sentiment de gaieté accompagné par un changement d’expression du visage
noun
  1. action de rire.
rire
noun
  1. het lachen
verb
  1. zichtbaar en/of hoorbaar blij zijn met iets of iets grappig vinden

Cross Translation:
FromToVia
rire lach laugh — expression of mirth peculiar to the human species
rire lachen laugh — show mirth by peculiar movement of the muscles of the face and emission of sounds
rire lachen laugh — make an object of laughter or ridicule
rire lachen; gelach laughter — movement of the muscles of the laughing face
rire gelach laughter — sound (as) of laughing
rire dubbel liggen; lachen lachen — wegen Belustigung den Mund öffnen und Laute ausstoßen


Wiktionary: rit


Cross Translation:
FromToVia
rit ritus; kerkgebruik rite — ritual



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rit (Nederlands) in het Frans

rit:

rit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de rit (reis; expeditie; trektocht; )
    le voyage; l'expédition; la randonnée; le tour; l'excursion; la promenade
  2. de rit (uitstapje; reis; excursie; )
    l'échappée; l'excursion; la promenade; l'incursion
  3. de rit (rondrit; trip; rondreis; )
    le tour; l'excursion; la tournée; le petit tour; la virée; la balade; le circuit; la promenade
    • tour [le ~] zelfstandig naamwoord
    • excursion [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tournée [la ~] zelfstandig naamwoord
    • petit tour [le ~] zelfstandig naamwoord
    • virée [la ~] zelfstandig naamwoord
    • balade [la ~] zelfstandig naamwoord
    • circuit [le ~] zelfstandig naamwoord
    • promenade [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
balade rit; rondreis; rondrit; tochtje; toer; tour; trip gekuier; geslenter; kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; uitje; wandeling; wandeltocht
circuit rit; rondreis; rondrit; tochtje; toer; tour; trip baan; circuit; cyclus; kringloop; parcours; racebaan; ring; stadionring; stroomkring
excursion dagreis; excursie; expeditie; gang; mars; reis; rit; rondreis; rondrit; tocht; tochtje; toer; tour; tournee; trektocht; trip; uitstapje dagje uit; dagtocht; dwaaltocht; excursie; omzwerving; plezierreisje; pleziertocht; pleziertochtje; snoepreisje; tochtje; toertje; trip; uitje; uitstapje; zwerftocht
expédition expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht afgifte; aflevering; afzenden; bezorging; expeditie; geleverde; het zenden; leverantie; levering; posten; speurtocht; uitlevering; verkenningstocht; versturen; verzenden; verzending; wegsturen; zending; zoektocht
incursion dagreis; excursie; gang; reis; rit; tocht; toer; tournee; uitstapje binnendringen; binnengaan; indringing; penetratie
petit tour rit; rondreis; rondrit; tochtje; toer; tour; trip kuier; loopje; omloop; ommetje; tochtje; toertje; trip; uitje; uitstapje; wandeling; wandeltocht
promenade dagreis; excursie; expeditie; gang; mars; reis; rit; rondreis; rondrit; tocht; tochtje; toer; tour; tournee; trektocht; trip; uitstapje kuier; loopje; omloop; ommetje; plezierreisje; pleziertochtje; promenade; rondtocht; stoep; tochtje; trottoir; uitje; uitstapje; voetpad; voetreis; voettocht; wandeling; wandeltocht
randonnée expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht dwaaltocht; kuier; loopje; omloop; ommetje; omzwerving; tochtje; uitje; voetreis; voettocht; wandeling; wandelsport; wandeltocht; zwerftocht
tour expeditie; mars; reis; rit; rondreis; rondrit; tocht; tochtje; toer; tour; trektocht; trip afstand; baan; baanvak; behendigheid; beurt; burchttoren; cirkel; draai; draaibank; etappe; foefje; gekke streek; handigheid; kasteeltoren; kneep; kneepje; kring; kuier; kunst; kunstgreep; kunstje; list; loopje; maniertje; omdraaiing; omgang; omgang hebben met; omloop; ommetje; omwenteling; pad; poets; rare streek; ronde; ronde doen; rondgang; rondje; route; slimheid; slottoren; sluwe streek; spelletje; streek; tochtje; toer; toertje; toren; torenflat; torengebouw; torentje; tournee; traject; trip; truc; uitje; uitstapje; wandeling; wandeltocht; weg; wending; wolkenkrabber; zijn ronde doen
tournée rit; rondreis; rondrit; tochtje; toer; tour; trip afstand; baan; baanvak; etappe; omgang; pad; ronde; rondgang; rondje; route; toer; tournee; traject; weg; zijn ronde doen
virée rit; rondreis; rondrit; tochtje; toer; tour; trip ronde; tournee
voyage expeditie; mars; reis; rit; tocht; toer; trektocht reis; ronde; tournee
échappée dagreis; excursie; gang; reis; rit; tocht; toer; tournee; uitstapje doorkijk; doorkijkje

Verwante woorden van "rit":

  • ritten, riten, rits, ritje, ritjes

Wiktionary: rit

rit
noun
  1. ensemble de pas réalisés pour se déplacer.

Verwante vertalingen van rit