Production: vertaling Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

production:
- productie; fabricage; aanmaak; oogst; opbrengst van een gewas; vervaardiging; maken; fabricatie; pennenvrucht; uitvoer
Wiktionary:
- production → productie
- production → Aanmaak, productie

Frans

Uitgebreide vertaling voor production (Frans) in het Nederlands

la production (fabrication)
de productie; de fabricage
- productie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- fabricage [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la production (fabrication)
de aanmaak
- aanmaak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la production (récolte; vendange; moisson)
de oogst; opbrengst van een gewas
- oogst [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- opbrengst van een gewas [znw.] zelfstandig naamwoord
la production (fabrication; réalisation; élaboration; confection)
de vervaardiging; maken; de productie; de fabricage
- vervaardiging [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- maken [znw.] zelfstandig naamwoord
- productie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- fabricage [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la production (fabrication; réalisation)
de fabricatie
- fabricatie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la production (ouvrage; oeuvre; production littéraire)
de pennenvrucht
- pennenvrucht [de ~] zelfstandig naamwoord
la production
de productie
- productie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
la production
de uitvoer
- uitvoer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanmaak	fabrication; production
fabricage	confection; fabrication; production; réalisation; élaboration	construction; fabrication
fabricatie	fabrication; production; réalisation
maken	confection; fabrication; production; réalisation; élaboration	création; fabrication; réalisation
oogst	moisson; production; récolte; vendange	avantage; bénéfice; cueillette; gain; moisson; productivité; profit; rendement; récolte; récolte du vin; vendange
opbrengst van een gewas	moisson; production; récolte; vendange
pennenvrucht	oeuvre; ouvrage; production; production littéraire
productie	confection; fabrication; production; réalisation; élaboration	mise en scène; réalisation
uitvoer	production	exportation
vervaardiging	confection; fabrication; production; réalisation; élaboration	fabrication; réalisation
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
maken		adapter; ajuster; concevoir; confectionner; construire; créer; dépanner; fabriquer; faire; faire un prix d'ami à quelqu'un; façonner; former; mettre au point; modeler; mouler; pistonner; produire; raccommoder; rapiécer; reconstituer; remettre en état; renouveler; restaurer; réaliser; régler; rénover; réparer; rétablir; élaborer

production

noun

production

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• production	→ Aanmaak	↔ Produktion — Erstellung von Gut, Dienstleistungen, Informationen oder Energien; neben der Beschaffung und dem Absatz die dritte betriebliche Grundfunktion
• production	→ productie	↔ production — the act of being produced

Nederlands