Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. printemps:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor printemps (Frans) in het Nederlands

printemps:

printemps [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le printemps
    de lente
    – seizoen waarin planten weer gaan groeien 1
    • lente [de ~] zelfstandig naamwoord
      • in de lente gaan de vogels broeden1
    het voorjaar; voorjaarstijd; de lentetijd

Vertaal Matrix voor printemps:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lente printemps
lentetijd printemps
voorjaar printemps
voorjaarstijd printemps

Synoniemen voor "printemps":


Wiktionary: printemps

printemps
noun
  1. L’une des quatre saisons de l’année, entre l’hiver et l’été. Dans l’hémisphère nord, le printemps astronomique s’étend du 7 février au 7 mai, l’équinoxe de printemps représentant le milieu du printemps. Le printemps météorologique (demi-saison se trouvant entre les saison

Cross Translation:
FromToVia
printemps voorjaar; lente Frühling — eine der vier Jahreszeiten der gemäßigten Zonen
printemps lente Lenzpoetisch: die erste Jahreszeit, Frühling
printemps lente; voorjaar spring — first season

Verwante vertalingen van printemps