Pièce: vertaling Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

pièce:
- kamer; ruimte in een gebouw; vertrekken; vertrek; grote kamer; zaal; bon; coupon; speelstuk; lapje; aparte wooneenheid binnen een eengezinshuis
Wiktionary:
- pièce → stuk, kamer, plaats, muntstuk, theaterstuk, akte, document, bedrijf, lokaal, vertrek, bonk, brok, eindje, stukje, homp
- pièce → slaapkamer, schaakstuk, klomp, brok, stuk, munt, geldstuk, muntstuk, mark, ruimte, kamer, zaal, vertrek, deel, onderdeel

Frans

Uitgebreide vertaling voor pièce (Frans) in het Nederlands

la pièce (chambre)
de kamer; ruimte in een gebouw; het vertrekken; het vertrek
- kamer [de ~] zelfstandig naamwoord
- ruimte in een gebouw [znw.] zelfstandig naamwoord
- vertrekken [het ~] zelfstandig naamwoord
- vertrek [het ~] zelfstandig naamwoord
la pièce (salle de séjour; chambre; pièce spacieuse)
grote kamer; de zaal
- grote kamer [znw.] zelfstandig naamwoord
- zaal [de ~] zelfstandig naamwoord
la pièce (bon; coupon; reçu; chiffon; ticket; récépissé; quittance; lambeau; restant)
de bon; de coupon
- bon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- coupon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
la pièce
speelstuk
- speelstuk [znw.] zelfstandig naamwoord
la pièce (petit morceau)
het lapje
- lapje [het ~] zelfstandig naamwoord
la pièce (appartement)
aparte wooneenheid binnen een eengezinshuis
- aparte wooneenheid binnen een eengezinshuis [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aparte wooneenheid binnen een eengezinshuis	appartement; pièce
bon	bon; chiffon; coupon; lambeau; pièce; quittance; restant; reçu; récépissé; ticket	amende; contravention; procès-verbal; quittance; reçu; récépissé; récépissé de versement; ticket
coupon	bon; chiffon; coupon; lambeau; pièce; quittance; restant; reçu; récépissé; ticket
grote kamer	chambre; pièce; pièce spacieuse; salle de séjour
kamer	chambre; pièce	Chambre des Etats-Généraux; cabinet
lapje	petit morceau; pièce
ruimte in een gebouw	chambre; pièce
speelstuk	pièce
vertrek	chambre; pièce	décollage; démarrage; départ
vertrekken	chambre; pièce	chambres; démission; départ; fait de s'en aller
zaal	chambre; pièce; pièce spacieuse; salle de séjour
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
vertrekken		abandonner; abdiquer; dissoudre; décomposer; défaire; délier; démissionner; détacher; partir; quitter; s'en aller; s'envoler; se désaffilier; se retirer; sortir; subdiviser

pièce

noun

Partie d’un ensemble
- pièce → stuk
Partie d’un logement
- pièce → kamer; plaats
Élément monétaire
- pièce → muntstuk
Œuvre de théâtre
- pièce → theaterstuk
partie, portion, morceau d’un tout.
- pièce → akte; document; bedrijf; kamer; lokaal; vertrek; bonk; brok; eindje; stukje; homp

pièce

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• pièce	→ slaapkamer	↔ chamber — bedroom
• pièce	→ schaakstuk	↔ chess piece — any of the 16 white and 16 black pieces used in playing the game of chess
• pièce	→ klomp; brok; stuk	↔ chunk — a part of something
• pièce	→ munt; geldstuk; muntstuk	↔ coin — (currency) A piece of currency
• pièce	→ mark	↔ mark — coin
• pièce	→ ruimte; kamer; zaal; vertrek	↔ room — division in a building
• pièce	→ stuk; deel; onderdeel	↔ Teil — oft im Zusammenhang mit leblosen Gegenständen: ein Element, Stück eines Ganzen