Frans
Uitgebreide vertaling voor nuiteux (Frans) in het Nederlands
nuiteux: (*Woord en zin splitter gebruikt)
- nuit: nacht; overnachting; donker; duister; duisternis; donkerte; deemstering
- eux: hun; hen
- nuire: duperen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; nadeel toebrengen; schaden; kwaad doen; nadelig zijn; aantasten; beschadigen; bederven; aanvreten; benadelen; nadeel berokkenen; bezoedelen; eer door het slijk halen; omlaagbrengen
Wiktionary: nuiteux
nuiteux
noun
-
personne (policier, chauffeur, etc.) qui effectue un service de nuit.
- nuiteux → nachtarbeider