Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
décidé:
- beslist; vastberaden; gedecideerd; besluitvaardig; kordaat; resoluut; vastbesloten; moedig; flink; dapper; ferm; moreel sterk; standvastig; krachtig; doortastend; krachtdadig; onbedeesd; onbeschroomd; vrijpostig; vrijmoedig; stoutmoedig; niet beschroomd; onvoorwaardelijk; absoluut; zeker; pertinent; vaststaand; volstrekt; vast en zeker; ten enenmale
- décider:
-
Wiktionary:
- décidé → beslist, besluitvaardig, resoluut, vastbesloten
- décider → beslissen, besluiten, uitmaken, zich voornemen, beschikken, decideren
- décider → kiezen, beslissen, besluiten
Frans
Uitgebreide vertaling voor décidé (Frans) in het Nederlands
décide:
Synoniemen voor "décide":
décidé:
-
décidé (déterminé; avec fermeté)
beslist; vastberaden; gedecideerd; besluitvaardig; kordaat; resoluut-
beslist bijvoeglijk naamwoord
-
vastberaden bijvoeglijk naamwoord
-
gedecideerd bijvoeglijk naamwoord
-
besluitvaardig bijvoeglijk naamwoord
-
kordaat bijvoeglijk naamwoord
-
resoluut bijvoeglijk naamwoord
-
-
décidé (résolu; déterminé; fermement; résolument; avec fermeté; ferme; de façon déterminée)
vastbesloten-
vastbesloten bijvoeglijk naamwoord
-
-
décidé (solide; vigoureux; ferme; résolu; fermement; vif; en termes vifs)
moedig; flink; dapper; ferm; moreel sterk-
moedig bijvoeglijk naamwoord
-
flink bijvoeglijk naamwoord
-
dapper bijvoeglijk naamwoord
-
ferm bijvoeglijk naamwoord
-
moreel sterk bijvoeglijk naamwoord
-
-
décidé (ferme; solide; résolument; inébranlable; tenace; résolu; solidement; tenacement)
standvastig; kordaat; ferm-
standvastig bijvoeglijk naamwoord
-
kordaat bijvoeglijk naamwoord
-
ferm bijvoeglijk naamwoord
-
-
décidé (de façon décidée; agissant; ferme; résolu; intrépide; sûr; hardi; crâne; efficace; brave; expéditif)
krachtig; beslist; doortastend; kordaat; ferm; krachtdadig-
krachtig bijvoeglijk naamwoord
-
beslist bijvoeglijk naamwoord
-
doortastend bijvoeglijk naamwoord
-
kordaat bijvoeglijk naamwoord
-
ferm bijvoeglijk naamwoord
-
krachtdadig bijvoeglijk naamwoord
-
-
décidé (assuré; sans angoisse; franchement; audacieux; aisé; franc; aisément; audacieusement; sans crainte; avec assurance; avec aisance)
onbedeesd; onbeschroomd; vrijpostig; vrijmoedig; stoutmoedig; niet beschroomd-
onbedeesd bijvoeglijk naamwoord
-
onbeschroomd bijvoeglijk naamwoord
-
vrijpostig bijvoeglijk naamwoord
-
vrijmoedig bijvoeglijk naamwoord
-
stoutmoedig bijvoeglijk naamwoord
-
niet beschroomd bijvoeglijk naamwoord
-
-
décidé (inconditionnel; absolument; inconditionnellement; absolu; sûr; certainement; pertinent; incontestable; incontestablement; certain; catégorique; sans réserve; indubitable; ferme; final; sans doute; formel; formellement; catégoriquement; sans conditions; complètement; indéniable; assurément; pertinemment; sans aucun doute; positivement; d'une façon décidée)
onvoorwaardelijk; absoluut; zeker; pertinent; vaststaand; volstrekt; vast en zeker; ten enenmale-
onvoorwaardelijk bijvoeglijk naamwoord
-
absoluut bijvoeglijk naamwoord
-
zeker bijvoeglijk naamwoord
-
pertinent bijvoeglijk naamwoord
-
vaststaand bijvoeglijk naamwoord
-
volstrekt bijvoeglijk naamwoord
-
vast en zeker bijvoeglijk naamwoord
-
ten enenmale bijvoeglijk naamwoord
-
Vertaal Matrix voor décidé:
Synoniemen voor "décidé":
Wiktionary: décidé
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• décidé | → beslist; besluitvaardig | ↔ decisive — marked by promptness and decision |
• décidé | → resoluut; vastbesloten | ↔ mannhaft — entschlossen, tatkräftig |
décidé vorm van décider:
décider werkwoord (décide, décides, décidons, décidez, décident, décidais, décidait, décidions, décidiez, décidaient, décidai, décidas, décida, décidâmes, décidâtes, décidèrent, déciderai, décideras, décidera, déciderons, déciderez, décideront)
-
décider (conclure; finir; arrêter; terminer; mettre fin à; stopper; prendre fin)
Conjugations for décider:
Présent
- décide
- décides
- décide
- décidons
- décidez
- décident
imparfait
- décidais
- décidais
- décidait
- décidions
- décidiez
- décidaient
passé simple
- décidai
- décidas
- décida
- décidâmes
- décidâtes
- décidèrent
futur simple
- déciderai
- décideras
- décidera
- déciderons
- déciderez
- décideront
subjonctif présent
- que je décide
- que tu décides
- qu'il décide
- que nous décidions
- que vous décidiez
- qu'ils décident
conditionnel présent
- déciderais
- déciderais
- déciderait
- déciderions
- décideriez
- décideraient
passé composé
- ai décidé
- as décidé
- a décidé
- avons décidé
- avez décidé
- ont décidé
divers
- décide!
- décidez!
- décidons!
- décidé
- décidant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Vertaal Matrix voor décider:
Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
besluiten | arrêt; arrêt du conseil municipal; arrêté gouvernemental; décision; décision gouvernementale; décret; détermination; résolution | |
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
beslissen | arrêter; conclure; décider; finir; mettre fin à; prendre fin; stopper; terminer | |
besluiten | arrêter; conclure; décider; finir; mettre fin à; prendre fin; stopper; terminer |
Synoniemen voor "décider":
Wiktionary: décider
décider
Cross Translation:
verb
décider
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• décider | → kiezen | ↔ choose — to decide to act in a certain way |
• décider | → beslissen; besluiten | ↔ decide — to resolve or settle |
• décider | → kiezen | ↔ entscheiden — eine Auswahl treffen, sich bestimmen |
• décider | → besluiten | ↔ entscheiden — einen Entschluss fassen, sich entschließen |