Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. blindé:
  2. blinder:
  3. Wiktionary:
Nederlands naar Frans:   Meer gegevens...
  1. blinde:
  2. blind:
  3. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor blindé (Frans) in het Nederlands

blindée:


Synoniemen voor "blindée":

  • endurcie; immunisée; armée; protégée; cuirassée; bardée; matelassée

blindé:

blindé bijvoeglijk naamwoord

  1. blindé (à l'épreuve des bombes)
    bomvrij
  2. blindé (cuirassé)
    gepantserd
  3. blindé (cuirassé)
    van beschermingen voorzien; bepantserd
  4. blindé (cuirassé)
    geharnast; in harnas gekleed
  5. blindé

Vertaal Matrix voor blindé:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bomvrij blindé; à l'épreuve des bombes
geharnast blindé; cuirassé
gepantserd blindé; cuirassé
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
beveiligd blindé
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bepantserd blindé; cuirassé
beveiligd protégé
in harnas gekleed blindé; cuirassé
van beschermingen voorzien blindé; cuirassé

Synoniemen voor "blindé":


Wiktionary: blindé


Cross Translation:
FromToVia
blindé kogelvrij bulletproof — capable of withstanding a bullet

blinder:

blinder werkwoord (blinde, blindes, blindons, blindez, )

  1. blinder (couvrir; cuirasser)
    afdekken; blinderen
    • afdekken werkwoord (dek af, dekt af, dekte af, dekten af, afgedekt)
    • blinderen werkwoord (blindeer, blindeert, blindeerde, blindeerden, geblindeerd)
  2. blinder (armer; se cuirasser)
    bewapenen; wapenen
    • bewapenen werkwoord (bewapen, bewapent, bewapende, bewapenden, bewapend)
    • wapenen werkwoord (wapen, wapent, wapende, wapenden, gewapend)
  3. blinder (cuirasser; armer)
    bepantseren; harnassen
    • bepantseren werkwoord (bepantser, bepantsert, bepantserde, bepantserden, bepantserd)
    • harnassen werkwoord

Conjugations for blinder:

Présent
  1. blinde
  2. blindes
  3. blinde
  4. blindons
  5. blindez
  6. blindent
imparfait
  1. blindais
  2. blindais
  3. blindait
  4. blindions
  5. blindiez
  6. blindaient
passé simple
  1. blindai
  2. blindas
  3. blinda
  4. blindâmes
  5. blindâtes
  6. blindèrent
futur simple
  1. blinderai
  2. blinderas
  3. blindera
  4. blinderons
  5. blinderez
  6. blinderont
subjonctif présent
  1. que je blinde
  2. que tu blindes
  3. qu'il blinde
  4. que nous blindions
  5. que vous blindiez
  6. qu'ils blindent
conditionnel présent
  1. blinderais
  2. blinderais
  3. blinderait
  4. blinderions
  5. blinderiez
  6. blinderaient
passé composé
  1. ai blindé
  2. as blindé
  3. a blindé
  4. avons blindé
  5. avez blindé
  6. ont blindé
divers
  1. blinde!
  2. blindez!
  3. blindons!
  4. blindé
  5. blindant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor blinder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdekken blindage; protection; sauvegarde
harnassen armures; cuirasses
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdekken blinder; couvrir; cuirasser abriter; borner; clôturer; couvrir; desservir; débarrasser; débarrasser la table; mettre à l'abri de; nettoyer; protéger; préserver; sauvegarder
bepantseren armer; blinder; cuirasser
bewapenen armer; blinder; se cuirasser
blinderen blinder; couvrir; cuirasser
harnassen armer; blinder; cuirasser
wapenen armer; blinder; se cuirasser

Synoniemen voor "blinder":


Wiktionary: blinder

blinder
verb
  1. met een pantser bekleden

Verwante vertalingen van blindé



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor blindé (Nederlands) in het Frans

blinde:

blinde [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de blinde
    l'aveugle
    • aveugle [le ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor blinde:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aveugle blinde
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aveugle blind; niet kunnende zien

Verwante woorden van "blinde":


Wiktionary: blinde

blinde
noun
  1. Personne dont l’acuité visuelle est diminuée de façon importante ou totale.

blind:

blind [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het blind (vensterluik)
    la persienne; le contrevent; le volet

blind bijvoeglijk naamwoord

  1. blind (niet zien kunnend)
    creux
    • creux bijvoeglijk naamwoord
  2. blind (niet kunnende zien)
    aveugle; non voyant

Vertaal Matrix voor blind:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aveugle blinde
contrevent blind; vensterluik luik
creux gleuf; gootvormige decoratieve uitholling; holheid; holkeel; kuil; langwerpige uitholling; leegheid; opening; sleuf; uitholling; voosheid
persienne blind; vensterluik
volet blind; vensterluik deelvenster; luik; sluitklep
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aveugle blind; niet kunnende zien
creux blind; niet zien kunnend diep; diepliggend; hol; ingevallen; inhoudsloos; innig; intens; leeg; nietszeggend
non voyant blind; niet kunnende zien

Verwante woorden van "blind":


Verwante definities voor "blind":

  1. niet kunnen zien1
    • door het ongeluk is hij aan een oog blind1

Wiktionary: blind

blind
adjective
  1. niet in staat te zien
blind
adjective
  1. Qui ne voit pas.
  1. -
noun
  1. panneau ou battant qui protège une fenêtre

Cross Translation:
FromToVia
blind mal-voyante; mal-voyant; aveugle blind — unable to see
blind store blind — covering for a window
blind aveugle blind — des Sehens nicht fähig

Verwante vertalingen van blindé