Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. anglais:
  2. Anglais:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor anglais:
    • engelse


Frans

Uitgebreide vertaling voor anglais (Frans) in het Nederlands

anglais:

anglais bijvoeglijk naamwoord

  1. anglais
    engels
    • engels bijvoeglijk naamwoord
  2. anglais (britannique)
    Brits
    • Brits bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor anglais:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Brits anglais; britannique britannique
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
engels anglais

Synoniemen voor "anglais":


Wiktionary: anglais

anglais
noun
  1. Langue
adjective
  1. Traductions à trier
anglais
noun
  1. de taal
adjective
  1. als van, in of betrekking hebbend op Engelsen, Engeland of het Engels

Cross Translation:
FromToVia
anglais Engels English — of or pertaining to the English language
anglais Engels English — of or pertaining to England
anglais Engels English — the English language
anglais Engels Englisch — aus England stammende westgermanische Sprache mit nordischen Einflüssen, deren Wortschatz zum großen Teil aus dem Altfranzösischen und Lateinischen entlehnen wurde

Anglais:

Anglais [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'Anglais
    het Engels
    • Engels [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. l'Anglais (Britannique)
    de Engelsman; de Brit
    • Engelsman [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • Brit [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Anglais:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Brit Anglais; Britannique
Engels Anglais
Engelsman Anglais; Britannique

Wiktionary: Anglais

Anglais
noun
  1. Habitant de l'Angleterre
Anglais
noun
  1. iemand die in Engeland woont

Cross Translation:
FromToVia
Anglais Engelsman; Engelsen; Engelse English — person from England
Anglais Engelsman Englishman — native or inhabitant of England

Verwante vertalingen van anglais