Frans

Uitgebreide vertaling voor accrochage (Frans) in het Nederlands

accrochage:

accrochage [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. l'accrochage (collision; heurt)
    de collisie; de botsing; de aanrijding
    • collisie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • botsing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • aanrijding [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  2. l'accrochage (dispute; conflit; querelle; )
    het conflict; de onenigheid; de ruzie; de botsing; de twist
    • conflict [het ~] zelfstandig naamwoord
    • onenigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • ruzie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • botsing [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • twist [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. l'accrochage (collision; altercation; coup; choc; cahot)
    de botsing; opeen knallen
  4. l'accrochage (escarmouche; bagarre)
    de schermutseling; het handgemeen
  5. l'accrochage (agrafage)
    vasthaken
  6. l'accrochage (crochet)
    aanhaken; het haken
    • aanhaken [znw.] zelfstandig naamwoord
    • haken [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor accrochage:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhaken accrochage; crochet
aanrijding accrochage; collision; heurt
botsing accrochage; altercation; cahot; choc; collision; conflit; coup; différend; discorde; dispute; démêlé; désaccord; heurt; litige; querelle abordage; collision
collisie accrochage; collision; heurt
conflict accrochage; altercation; collision; conflit; différend; discorde; dispute; démêlé; désaccord; heurt; litige; querelle collision; conflit; discorde; division; désunion; zizanie
haken accrochage; crochet crochet
handgemeen accrochage; bagarre; escarmouche bagarre; bataille; combat; lutte; mêlée; rixe
onenigheid accrochage; altercation; collision; conflit; différend; discorde; dispute; démêlé; désaccord; heurt; litige; querelle chamaillerie; conflit; controverse; différend; discorde; discussion; dispute; divergence d'opinion; divergence de vues; division; démêlé; désordre; désunion; joute oratoire; querelle; zizanie
opeen knallen accrochage; altercation; cahot; choc; collision; coup
ruzie accrochage; altercation; collision; conflit; différend; discorde; dispute; démêlé; désaccord; heurt; litige; querelle conflit; controverse; différend; discorde; discussion; dispute; débat; litige; querelle
schermutseling accrochage; bagarre; escarmouche
twist accrochage; altercation; collision; conflit; différend; discorde; dispute; démêlé; désaccord; heurt; litige; querelle altération; conflit; contorsion; controverse; différend; discorde; discussion; dispute; division; débat; désunion; litige; querelle; twist; zizanie
vasthaken accrochage; agrafage
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanhaken accrocher; adhérer; agrafer; attacher; connecter; embrayer; fixer
haken faire du crochet
vasthaken accrocher; adhérer; agrafer; attacher; connecter; embrayer; fixer
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
botsing choc

Synoniemen voor "accrochage":