Overzicht


Frans

Uitgebreide vertaling voor transpose (Frans) in het Nederlands

transposer:

transposer werkwoord (transpose, transposes, transposons, transposez, )

  1. transposer (déplacer; transférer)
    disloqueren; verplaatsen; verschuiven; verleggen; verschikken; verzetten; roeren; vervoeren
    • disloqueren werkwoord (disloqueer, disloqueert, disloqueerde, disloqueerden, gedisloqueerd)
    • verplaatsen werkwoord (verplaats, verplaatst, verplaatste, verplaatsten, verplaatst)
    • verschuiven werkwoord (verschuif, verschuift, verschoof, verschoven, verschoven)
    • verleggen werkwoord (verleg, verlegt, verlegde, verlegden, verlegd)
    • verschikken werkwoord (verschik, verschikt, verschikte, verschikten, verschikt)
    • verzetten werkwoord (verzet, verzette, verzetten, verzet)
    • roeren werkwoord (roer, roert, roerde, roerden, geroerd)
    • vervoeren werkwoord (vervoer, vervoert, vervoerde, vervoerden, vervoerd)
  2. transposer (transférer)
    anders boeken
    • anders boeken werkwoord (boek anders, boekt anders, boekte anders, boekten anders, anders geboekt)
  3. transposer
    transponeren
    • transponeren werkwoord (transponeer, transponeert, transponeerde, transponeerden, getransponeerd)

Conjugations for transposer:

Présent
  1. transpose
  2. transposes
  3. transpose
  4. transposons
  5. transposez
  6. transposent
imparfait
  1. transposais
  2. transposais
  3. transposait
  4. transposions
  5. transposiez
  6. transposaient
passé simple
  1. transposai
  2. transposas
  3. transposa
  4. transposâmes
  5. transposâtes
  6. transposèrent
futur simple
  1. transposerai
  2. transposeras
  3. transposera
  4. transposerons
  5. transposerez
  6. transposeront
subjonctif présent
  1. que je transpose
  2. que tu transposes
  3. qu'il transpose
  4. que nous transposions
  5. que vous transposiez
  6. qu'ils transposent
conditionnel présent
  1. transposerais
  2. transposerais
  3. transposerait
  4. transposerions
  5. transposeriez
  6. transposeraient
passé composé
  1. ai transposé
  2. as transposé
  3. a transposé
  4. avons transposé
  5. avez transposé
  6. ont transposé
divers
  1. transpose!
  2. transposez!
  3. transposons!
  4. transposé
  5. transposant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor transposer:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anders boeken transférer; transposer
disloqueren déplacer; transférer; transposer disloquer; déboîter; se fouler
roeren déplacer; transférer; transposer actionner; agiter; attiser; battre; bouger; brouiller; fatiguer; mettre en émoi; mixer; mélanger; pousser; remuer; toucher légèrement; tourner
transponeren transposer déplacer; muter; transférer
verleggen déplacer; transférer; transposer déplacer
verplaatsen déplacer; transférer; transposer aliéner; chasser; déplacer; expulser; pousser; renvoyer; repousser; se débarrasser de; écarter; éloigner
verschikken déplacer; transférer; transposer
verschuiven déplacer; transférer; transposer ajourner; déplacer; faire coulisser; faire traîner les choses en longueur; renvoyer; reporter; repousser; temporiser
vervoeren déplacer; transférer; transposer déplacer; extasier; transporter
verzetten déplacer; transférer; transposer déplacer; pousser; repousser; se débattre contre

Synoniemen voor "transposer":


Wiktionary: transposer

transposer
verb
  1. changer de place, intervertir
  2. changer de ton musical
transposer
verb
  1. in een andere toonsoort overzetten

Cross Translation:
FromToVia
transposer verwisselen; omwisselen transpose — reverse or change the order of two