Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal transférer

Vertaal transférer van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. transférer:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor transférer (Frans) in het Nederlands

transférer:

transférer werkwoord (transfère, transfères, transférons, transférez, )

  1. transférer (déplacer; transposer)
    disloqueren; verplaatsen; verschuiven; verleggen; verschikken; verzetten; roeren; vervoeren
    • disloqueren werkwoord (disloqueer, disloqueert, disloqueerde, disloqueerden, gedisloqueerd)
    • verplaatsen werkwoord (verplaats, verplaatst, verplaatste, verplaatsten, verplaatst)
    • verschuiven werkwoord (verschuif, verschuift, verschoof, verschoven, verschoven)
    • verleggen werkwoord (verleg, verlegt, verlegde, verlegden, verlegd)
    • verschikken werkwoord (verschik, verschikt, verschikte, verschikten, verschikt)
    • verzetten werkwoord (verzet, verzette, verzetten, verzet)
    • roeren werkwoord (roer, roert, roerde, roerden, geroerd)
    • vervoeren werkwoord (vervoer, vervoert, vervoerde, vervoerden, vervoerd)
  2. transférer (déposer; transcrire; virer; verser)
    storten; deponeren
    • storten werkwoord (stort, stortte, stortten, gestort)
    • deponeren werkwoord (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
  3. transférer (déplacer; muter)
    overzetten; transponeren
    • overzetten werkwoord (zet over, zette over, zetten over, overgezet)
    • transponeren werkwoord (transponeer, transponeert, transponeerde, transponeerden, getransponeerd)
  4. transférer (transposer)
    anders boeken
    • anders boeken werkwoord (boek anders, boekt anders, boekte anders, boekten anders, anders geboekt)
  5. transférer (changer de poste; déplacer)
    overplaatsen; standplaats veranderen
  6. transférer
    doorsturen
    • doorsturen werkwoord (stuur door, stuurt door, stuurde door, stuurden door, doorgestuurd)
  7. transférer
    overbrengen
    • overbrengen werkwoord (breng over, brengt over, bracht over, brachten over, overgebracht)
  8. transférer
    doorverbinden
    • doorverbinden werkwoord (verbind door, verbindt door, verbond door, verbonden door, doorverbonden)

Conjugations for transférer:

Présent
  1. transfère
  2. transfères
  3. transfère
  4. transférons
  5. transférez
  6. transfèrent
imparfait
  1. transférais
  2. transférais
  3. transférait
  4. transférions
  5. transfériez
  6. transféraient
passé simple
  1. transférai
  2. transféras
  3. transféra
  4. transférâmes
  5. transférâtes
  6. transférèrent
futur simple
  1. transférerai
  2. transféreras
  3. transférera
  4. transférerons
  5. transférerez
  6. transféreront
subjonctif présent
  1. que je transfère
  2. que tu transfères
  3. qu'il transfère
  4. que nous transférions
  5. que vous transfériez
  6. qu'ils transfèrent
conditionnel présent
  1. transférerais
  2. transférerais
  3. transférerait
  4. transférerions
  5. transféreriez
  6. transféreraient
passé composé
  1. ai transféré
  2. as transféré
  3. a transféré
  4. avons transféré
  5. avez transféré
  6. ont transféré
divers
  1. transfère!
  2. transférez!
  3. transférons!
  5. transféré
  6. transférant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor transférer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overbrengen dénonciation; rapportage
storten averse; pluie battante; pluie torrentielle
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anders boeken transférer; transposer
deponeren déposer; transcrire; transférer; verser; virer conserver; coucher; déposer; emmagasiner; entreposer; garder; installer; mettre; placer; planter; poser; poser qch; préserver; ranger; situer; stationner; stocker
disloqueren déplacer; transférer; transposer disloquer; déboîter; se fouler
doorsturen transférer faire suivre; réexpédier; transmettre
doorverbinden transférer joindre; mettre en communication; passer quelqu'un; transfert
overbrengen transférer communiquer; exprimer; interpréter; refléter; rendre; reproduire; restituer; traduire
overplaatsen changer de poste; déplacer; transférer
overzetten déplacer; muter; transférer interpréter; traduire
roeren déplacer; transférer; transposer actionner; agiter; attiser; battre; bouger; brouiller; fatiguer; mettre en émoi; mixer; mélanger; pousser; remuer; toucher légèrement; tourner
standplaats veranderen changer de poste; déplacer; transférer
storten déposer; transcrire; transférer; verser; virer déposer
transponeren déplacer; muter; transférer transposer
verleggen déplacer; transférer; transposer déplacer
verplaatsen déplacer; transférer; transposer aliéner; chasser; déplacer; expulser; pousser; renvoyer; repousser; se débarrasser de; écarter; éloigner
verschikken déplacer; transférer; transposer
verschuiven déplacer; transférer; transposer ajourner; déplacer; faire coulisser; faire traîner les choses en longueur; renvoyer; reporter; repousser; temporiser
vervoeren déplacer; transférer; transposer déplacer; extasier; transporter
verzetten déplacer; transférer; transposer déplacer; pousser; repousser; se débattre contre
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorverbinden transfert d'appel

Synoniemen voor "transférer":


Wiktionary: transférer

transférer
verb
  1. transporter, porter quelque chose d’un lieu à un autre, faire passer d’un lieu à un autre.
Cross Translation:
FromToVia
• transférer → overplaatsen; verplaatsen ↔ transfer — to move or pass from one place, person or thing to another

Verwante vertalingen van transférer







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0356 seconde
Page rendered in 1.0 seconds