Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal tordais

Vertaal tordais van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. tordre:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor tordais (Frans) in het Nederlands

tordre:

tordre werkwoord (tords, tord, tordons, tordez, )

  1. tordre (comprimer; serrer; compresser)
    vasthouden; knellen; vastklemmen; vastknellen
    • vasthouden werkwoord (houd vast, houdt vast, hield vast, hielden vast, vastgehouden)
    • knellen werkwoord (knel, knelt, knelde, knelden, gekneld)
    • vastklemmen werkwoord (klem vast, klemt vast, klemde vast, klemden vast, vastgeklemd)
    • vastknellen werkwoord (knel vast, knelt vast, knelde vast, knelden vast, vstgekneld)
  2. tordre (essorer; plier; tortiller; )
    uitwringen; wringen
    • uitwringen werkwoord (wring uit, wringt uit, wrong uit, wrongen uit, uitgewrongen)
    • wringen werkwoord (wring, wringt, wrong, wrongen, gewrongen)
  3. tordre (se fouler; essorer; se faire une entorse; )
    verstuiken; ontwrichten; zwikken; verzwikken
    • verstuiken werkwoord (verstuik, verstuikt, verstuikte, verstuikten, verstuikt)
    • ontwrichten werkwoord (ontwricht, ontwrichtte, ontwrichtten, ontwricht)
    • zwikken werkwoord (zwik, zwikt, zwikte, zwikten, gezwikt)
    • verzwikken werkwoord (verzwik, verzwikt, verzwikte, verzwikten, verzwikt)
  4. tordre (serrer; coincer; presser; )
    knellen; strak zitten
    • knellen werkwoord (knel, knelt, knelde, knelden, gekneld)
    • strak zitten werkwoord (zit strak, zat strak, zaten strak, strak gezeten)
  5. tordre (déformer; torturer)
    verdraaien
    • verdraaien werkwoord (verdraai, verdraait, verdraaide, verdraaiden, verdraaid)
  6. tordre (coincer; serrer; saisir; )
    omklemmen; klemmen; knellen
    • omklemmen werkwoord (omklem, omklemt, omklemde, omklemden, omklemd)
    • klemmen werkwoord (klem, klemt, klemde, klemden, geklemd)
    • knellen werkwoord (knel, knelt, knelde, knelden, gekneld)
  7. tordre (fausser; altérer)
    verwringen
    • verwringen werkwoord (verwring, verwringt, verwrong, verwrongen, verwrongen)
  8. tordre (tordre légèrement; secouer; agiter; osciller; tournoyer)
    wriggelen; wrikken
  9. tordre (passer en se tortillant; se boudiner; se tordre)
    zich wringen
  10. tordre (tortiller)
    ineendraaien

Conjugations for tordre:

Présent
  1. tords
  2. tords
  3. tord
  4. tordons
  5. tordez
  6. tordent
imparfait
  1. tordais
  2. tordais
  3. tordait
  4. tordions
  5. tordiez
  6. tordaient
passé simple
  1. tordis
  2. tordis
  3. tordit
  4. tordîmes
  5. tordîtes
  6. tordirent
futur simple
  1. tordrai
  2. tordras
  3. tordra
  4. tordrons
  5. tordrez
  6. tordront
subjonctif présent
  1. que je torde
  2. que tu tordes
  3. qu'il torde
  4. que nous tordions
  5. que vous tordiez
  6. qu'ils tordent
conditionnel présent
  1. tordrais
  2. tordrais
  3. tordrait
  4. tordrions
  5. tordriez
  6. tordraient
passé composé
  1. ai tordu
  2. as tordu
  3. a tordu
  4. avons tordu
  5. avez tordu
  6. ont tordu
divers
  1. tords!
  2. tordez!
  3. tordons!
  5. tordu
  6. tordant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor tordre:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
vasthouden fait de tenir
wringen torsion
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ineendraaien tordre; tortiller
klemmen coincer; compresser; comprimer; happer; pincer; presser; saisir; serrer; tordre
knellen coincer; compresser; comprimer; happer; manquer; pincer; presser; rogner; saisir; se saigner aux quatre veines pour; serrer; tordre appuyer; faire pression; peser; presser; serrer
omklemmen coincer; compresser; comprimer; happer; pincer; presser; saisir; serrer; tordre
ontwrichten disloquer; déboîter; essorer; se faire une entorse; se fouler; tordre; tortiller disloquer; déboîter; paralyser; se fouler
strak zitten coincer; compresser; comprimer; manquer; pincer; presser; rogner; se saigner aux quatre veines pour; serrer; tordre
uitwringen courber; essorer; fléchir; plier; recourber; s'incliner; tordre; tortiller
vasthouden compresser; comprimer; serrer; tordre détenir; emprisonner; garder; garder chez soi; ne pas laisser aller; retenir; tenir
vastklemmen compresser; comprimer; serrer; tordre
vastknellen compresser; comprimer; serrer; tordre
verdraaien déformer; tordre; torturer
verstuiken disloquer; déboîter; essorer; se faire une entorse; se fouler; tordre; tortiller
verwringen altérer; fausser; tordre
verzwikken disloquer; déboîter; essorer; se faire une entorse; se fouler; tordre; tortiller
wriggelen agiter; osciller; secouer; tordre; tordre légèrement; tournoyer
wrikken agiter; osciller; secouer; tordre; tordre légèrement; tournoyer faire bouger en tirant
wringen courber; essorer; fléchir; plier; recourber; s'incliner; tordre; tortiller
zich wringen passer en se tortillant; se boudiner; se tordre; tordre
zwikken disloquer; déboîter; essorer; se faire une entorse; se fouler; tordre; tortiller

Synoniemen voor "tordre":


Wiktionary: tordre

tordre
verb
  1. Tourner un corps long et flexible par ses deux extrémités en sens contraire.
  2. Traductions à trier suivant le sens







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0539 seconde
Page rendered in 1.0 seconds