Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal titre

Vertaal titre van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. titre:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor titre (Frans) in het Nederlands

titre:

titre [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le titre (commencement; en-tête; introduction; début; exorde)
    de titel; de aanhef; het hoofd
    • titel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • aanhef [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hoofd [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. le titre (en-tête)
    de titel; het opschrift
    • titel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • opschrift [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. le titre (terme; appellation; nom; désignation; dénomination)
    de naam; de term
    • naam [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • term [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. le titre (manchette)
    de krantenkop; de kop
    • krantenkop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. le titre (titre de dignité; titre de mérite; dignité)
    de titel; waardigheidstitel
  6. le titre (tête; en-tête)
    de kop; kopzin
    • kop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • kopzin [znw.] zelfstandig naamwoord
  7. le titre (dénomination; désignation; appellation; nom; terme)
    de benaming; de aanduiding; de benoeming
  8. le titre (teneur en or; titre d'or; titre de l'or)
    het goudgehalte
  9. le titre (ingrédient de base; part; partie; )
    het onderdeel; de component; het deel; het bestanddeel; het ingrediënt; het basisbestanddeel; het stuk; de element; de fractie
  10. le titre (grade; grade scientifique; rang)
    de graad; wetenschappelijke graad
  11. le titre (affectation; théâtre; comédie; )
    de aanstellerij; het toneel
  12. le titre (niveau; degré; échelon; )
    het niveau; het peil; de graad
    • niveau [het ~] zelfstandig naamwoord
    • peil [het ~] zelfstandig naamwoord
    • graad [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  13. le titre (ordre de préséance; hiérarchie; ordre; )
    de hiërarchie; de rangorde; de volgorde; de rang
    • hiërarchie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • rangorde [de ~] zelfstandig naamwoord
    • volgorde [de ~] zelfstandig naamwoord
    • rang [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  14. le titre
    vennootsaandeel
  15. le titre
    de titel
    • titel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor titre:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanduiding appellation; dénomination; désignation; nom; terme; titre identificateur; indication; indices
aanhef commencement; début; en-tête; exorde; introduction; titre
aanstellerij action; affectation; artifice; chichi; comédie; manières; maniérisme; portion; théâtre; titre
basisbestanddeel action; branche; catégorie; composant; fraction; groupe parlementaire; ingrédient; ingrédient de base; membre; morceau; part; partie; portion; ration; rayon; section; segment; titre; élément de base
benaming appellation; dénomination; désignation; nom; terme; titre
benoeming appellation; dénomination; désignation; nom; terme; titre emploi; fonction; nomination; élection
bestanddeel action; branche; catégorie; composant; fraction; groupe parlementaire; ingrédient; ingrédient de base; membre; morceau; part; partie; portion; ration; rayon; section; segment; titre; élément de base
component action; branche; catégorie; composant; fraction; groupe parlementaire; ingrédient; ingrédient de base; membre; morceau; part; partie; portion; ration; rayon; section; segment; titre; élément de base ruche
deel action; branche; catégorie; composant; fraction; groupe parlementaire; ingrédient; ingrédient de base; membre; morceau; part; partie; portion; ration; rayon; section; segment; titre; élément de base aire de battage; bout; fragment; héritage; morceau; objet hérité; part; participation; partie; portion; ration; reliure; tome; volume; édition
element action; branche; catégorie; composant; fraction; groupe parlementaire; ingrédient; ingrédient de base; membre; morceau; part; partie; portion; ration; rayon; section; segment; titre; élément de base composant; facteur; élément
fractie action; branche; catégorie; composant; fraction; groupe parlementaire; ingrédient; ingrédient de base; membre; morceau; part; partie; portion; ration; rayon; section; segment; titre; élément de base fragment; partie
goudgehalte teneur en or; titre; titre d'or; titre de l'or
graad degré; gradation; grade; grade scientifique; niveau; ordre; rang; titre; échelon degré; degré de thermomètre; gradation; grade; grade militaire; mesure; niveau; rang
hiërarchie arrangement; classement; degré; gradation; grade; hiérarchie; mise en ordre; niveau; ordonnance; ordre; ordre de préséance; position; rang; titre; échelle; échelon hiérarchie
hoofd commencement; début; en-tête; exorde; introduction; titre capitaine; chef; chef d'équipe; chef de tribu; chevet; commandant; contremaître; directeur; directeur d'école; grand chef; meneur; parrain; patron; président; responsable; supérieur; tête; tête humaine
ingrediënt action; branche; catégorie; composant; fraction; groupe parlementaire; ingrédient; ingrédient de base; membre; morceau; part; partie; portion; ration; rayon; section; segment; titre; élément de base
kop en-tête; manchette; titre; tête tasse à café
kopzin en-tête; titre; tête
krantenkop manchette; titre
naam appellation; dénomination; désignation; nom; terme; titre nom; notoriété; prestige; réputation
niveau degré; gradation; grade; niveau; ordre; rang; titre; échelon considération; couche; degré; gradation; mesure; niveau; niveau de dimension; norme; notoriété; plan; prestige; renommée; réputation
onderdeel action; branche; catégorie; composant; fraction; groupe parlementaire; ingrédient; ingrédient de base; membre; morceau; part; partie; portion; ration; rayon; section; segment; titre; élément de base composant; pièce détachée
opschrift en-tête; titre inscription
peil degré; gradation; grade; niveau; ordre; rang; titre; échelon couche; degré; gradation; mesure; niveau; norme; plan
rang arrangement; classement; degré; gradation; grade; hiérarchie; mise en ordre; niveau; ordonnance; ordre; ordre de préséance; position; rang; titre; échelle; échelon classe; classe sociale; grade; groupe social; ordre; position; rang; sorte; échelon
rangorde arrangement; classement; degré; gradation; grade; hiérarchie; mise en ordre; niveau; ordonnance; ordre; ordre de préséance; position; rang; titre; échelle; échelon grade; ordre; position; rang; échelon
stuk action; branche; catégorie; composant; fraction; groupe parlementaire; ingrédient; ingrédient de base; membre; morceau; part; partie; portion; ration; rayon; section; segment; titre; élément de base article; artillerie; beau morceau; bel homme; canon; canons; châssis; comédie; drame; fille du tonnerre; fragment; jolie femme; partie; pièce de théâtre; publication; spectacle; théâtre; tragédie; type épatant
term appellation; dénomination; désignation; nom; terme; titre
titel commencement; dignité; début; en-tête; exorde; introduction; titre; titre de dignité; titre de mérite droit; fondement juridique; titre de livre
toneel action; affectation; artifice; chichi; comédie; manières; maniérisme; portion; théâtre; titre podium; scène
vennootsaandeel titre
volgorde arrangement; classement; degré; gradation; grade; hiérarchie; mise en ordre; niveau; ordonnance; ordre; ordre de préséance; position; rang; titre; échelle; échelon
waardigheidstitel dignité; titre; titre de dignité; titre de mérite
wetenschappelijke graad grade; grade scientifique; rang; titre
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stuk abîmé; avarié; brisé; cassé; crevé; dans un état triste; déchiré; défectueux; délabré; détraqué; détérioré; dévoré; en dérangement; en lambeaux; en morceaux; en panne; en pièces; endommagé; fracturé; fêlé; hors d'usage; hors de service; lacéré; rompu; troué; variolé
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
deel mosaïque
element élément
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hoofd principal

Synoniemen voor "titre":


Wiktionary: titre

titre
noun
  1. désignation
  2. d’un livre, etc.
  3. sens financier
titre
noun
  1. opschrift van een document
  2. aanduiding van een persoon
Cross Translation:
FromToVia
• titre → kop ↔ headline — heading or title of an article
• titre → titel ↔ title — prefix or suffix added to a name
• titre → eigendomsbewijs; eigendomscertificaat; titel ↔ title — certificate of ownership
• titre → titel ↔ title — name of a book, etc
• titre → krantenkop ↔ Schlagzeile — besonders auffällig aufgemachte Überschrift, vor allem auf Plakaten, in der Presse und Werbung

Verwante vertalingen van titre







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0499 seconde
Page rendered in 1.0 seconds