Tire-Au-Flanc in het Nederlands vertaald uit het Frans

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

tire-au-flanc:
- sijsjeslijmer; treuzelkous; hannes; slak; teut; talmer; sukkel; treuzelaar; treuzel; lijntrekster; drukster
Wiktionary:
- tire-au-flanc → kantjesafloper

Frans

Uitgebreide vertaling voor tire-au-flanc (Frans) in het Nederlands

le tire-au-flanc (lambin; retardataire; traînard)
de sijsjeslijmer; treuzelkous; de hannes; de slak; de teut; talmer; de sukkel; de treuzelaar; de treuzel
- sijsjeslijmer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- treuzelkous [znw.] zelfstandig naamwoord
- hannes [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- slak [de ~] zelfstandig naamwoord
- teut [de ~] zelfstandig naamwoord
- talmer [znw.] zelfstandig naamwoord
- sukkel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- treuzelaar [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- treuzel [de ~] zelfstandig naamwoord
le tire-au-flanc (traînard)
lijntrekster; drukster
- lijntrekster [znw.] zelfstandig naamwoord
- drukster [znw.] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
drukster	tire-au-flanc; traînard
hannes	lambin; retardataire; tire-au-flanc; traînard
lijntrekster	tire-au-flanc; traînard
sijsjeslijmer	lambin; retardataire; tire-au-flanc; traînard
slak	lambin; retardataire; tire-au-flanc; traînard	escargot; scorie
sukkel	lambin; retardataire; tire-au-flanc; traînard	abruti; bêta; chiffe; crétin; dadais; flandrin; gros bêta; gros malin; idiot; imbécile; malheureux; mufle; niais; nigaud; noix; nouille; pauvre diable; pauvre malheureux; pauvre type; sot; tête d'oeuf; tête de veau; âne
talmer	lambin; retardataire; tire-au-flanc; traînard
teut	lambin; retardataire; tire-au-flanc; traînard	lambine; traînarde
treuzel	lambin; retardataire; tire-au-flanc; traînard	lambine; traînarde
treuzelaar	lambin; retardataire; tire-au-flanc; traînard	lambin; traînard
treuzelkous	lambin; retardataire; tire-au-flanc; traînard
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
teut		enivré; gris; pompette; pris de vin; un peu ivre; éméché

tire-au-flanc

noun

(familier, fr) ou populaire|fr Quelqu’un qui cherche à échapper à une tâche, à un travail, à une corvée.
- tire-au-flanc → kantjesafloper