Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. tir:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor tir (Frans) in het Nederlands

tir:

tir [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le tir (bombardement)
    de beschieting
  2. le tir (acte de shooter)
    afvuren; afschieten; schoten lossen

Vertaal Matrix voor tir:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afschieten acte de shooter; tir
afvuren acte de shooter; tir
beschieting bombardement; tir
schoten lossen acte de shooter; tir
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afschieten décharger; faire du tir; fusiller; ouvrir le feu; tirer; tuer; tuer d'un coup de fusil
afvuren décharger; faire du tir; ouvrir le feu; tirer
schoten lossen décharger; faire du tir; ouvrir le feu; tirer

Synoniemen voor "tir":


Wiktionary: tir

tir
Cross Translation:
FromToVia
tir beschieting; vuur Beschussmilitärisch: Vorgang des Schießens (über längere Zeit hindurch) auf jemanden oder etwas
tir schietpartij shooting — instance of shooting
tir schot shot — result of launching a projectile
tir schot shot — launching of a ball or similar object toward a goal

Verwante vertalingen van tir