Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal taper

Vertaal taper van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. taper:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor taper (Frans) in het Nederlands

taper:

taper werkwoord (tape, tapes, tapons, tapez, )

  1. taper (dactylographier; taper à la machine; écrire à la machine)
    typen; machineschrijven; tikken
  2. taper (battre; frapper; cliqueter; )
    aantikken; kloppen; tikken; aankloppen
    • aantikken werkwoord (tik aan, tikt aan, tikte aan, tikten aan, aangetikt)
    • kloppen werkwoord (klop, klopt, klopte, klopten, geklopt)
    • tikken werkwoord (tik, tikt, tikte, tikten, getikt)
    • aankloppen werkwoord (klop aan, klopt aan, klopte aan, klopten aan, aangeklopt)
  3. taper (obturer; colmater; calfeutrer)
    dichtmaken; dichten; stoppen; dichtstoppen
    • dichtmaken werkwoord (maak dicht, maakt dicht, maakte dicht, maakten dicht, dichtgemaakt)
    • dichten werkwoord (dicht, dichtte, dichtten, gedicht)
    • stoppen werkwoord (stop, stopt, stopte, stopten, gestopt)
    • dichtstoppen werkwoord (stop dicht, stopt dicht, stopte dicht, stopten dicht, dichtgestopt)
  4. taper (cogner; frapper; battre; fouetter; heurter)
    slaan; meppen; hengsten; timmeren; hard slaan
    • slaan werkwoord (sla, slaat, sloeg, sloegen, geslagen)
    • meppen werkwoord (mep, mept, mepte, mepten, gemept)
    • hengsten werkwoord (hengst, hengstte, hengstten, gehengst)
    • timmeren werkwoord (timmer, timmert, timmerde, timmerden, getimmerd)
    • hard slaan werkwoord
  5. taper (battre; frapper; donner des coups de marteau; )
    slaan; bonken; rammen; hameren
    • slaan werkwoord (sla, slaat, sloeg, sloegen, geslagen)
    • bonken werkwoord (bonk, bonkt, bonkte, bonkten, gebonkt)
    • rammen werkwoord (ram, ramt, ramde, ramden, geramd)
    • hameren werkwoord (hamer, hamert, hamerde, hamerden, gehamerd)
  6. taper (donner des coups de marteau; battre; frapper)
    hameren; kloppen met een hamer
  7. taper (frapper; tabasser; donner des coups de marteau; )
    beuken; rammen
    • beuken werkwoord (beuk, beukt, beukte, beukten, gebeukt)
    • rammen werkwoord (ram, ramt, ramde, ramden, geramd)
  8. taper (gourmer; cogner; frapper)
    rammen; stompen; hengsten
    • rammen werkwoord (ram, ramt, ramde, ramden, geramd)
    • stompen werkwoord (stomp, stompt, stompte, stompten, gestompt)
    • hengsten werkwoord (hengst, hengstte, hengstten, gehengst)
  9. taper
    typen
    • typen werkwoord (typ, typt, typte, typten, getypt)

Conjugations for taper:

Présent
  1. tape
  2. tapes
  3. tape
  4. tapons
  5. tapez
  6. tapent
imparfait
  1. tapais
  2. tapais
  3. tapait
  4. tapions
  5. tapiez
  6. tapaient
passé simple
  1. tapai
  2. tapas
  3. tapa
  4. tapâmes
  5. tapâtes
  6. tapèrent
futur simple
  1. taperai
  2. taperas
  3. tapera
  4. taperons
  5. taperez
  6. taperont
subjonctif présent
  1. que je tape
  2. que tu tapes
  3. qu'il tape
  4. que nous tapions
  5. que vous tapiez
  6. qu'ils tapent
conditionnel présent
  1. taperais
  2. taperais
  3. taperait
  4. taperions
  5. taperiez
  6. taperaient
passé composé
  1. ai tapé
  2. as tapé
  3. a tapé
  4. avons tapé
  5. avez tapé
  6. ont tapé
divers
  1. tape!
  2. tapez!
  3. tapons!
  5. tapé
  6. tapant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor taper:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankloppen acte de frapper à la porte
aantikken acte de toucher; acte de toucher légèrement
dichten fait de faire des vers; poésie
dichtmaken barrage; clôture; fermeture; fermoir; verrouillage
kloppen battement
stompen fait de bourrer de coups; souches; trognons
stoppen arrêt; arrêter; bouchage
tikken tapes
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankloppen battre; claquer; cliqueter; cogner; craqueter; frapper; heurter; taper; taper sur; toquer
aantikken battre; claquer; cliqueter; cogner; craqueter; frapper; heurter; taper; taper sur; toquer
beuken battre; cogner; donner des coups de marteau; frapper; marteler; tabasser; tamponner; taper; travailler au marteau
bonken battre; cogner; donner des coups de marteau; enfoncer à coups de bélier; frapper; heurter; marteler; se heurter contre; tabasser; tamponner; taper; éperonner
dichten calfeutrer; colmater; obturer; taper boucher; calfater; calfeutrer; combler des trous; composer des vers; faire des vers; isoler; rendre résistant au froid; rimer; écrire de la poésie; écrire des poèmes; écrire des poésies
dichtmaken calfeutrer; colmater; obturer; taper apposer les scellés; boucler; cacheter; clore; fermer; fermer au verrou; verrouiller
dichtstoppen calfeutrer; colmater; obturer; taper
hameren battre; cogner; donner des coups de marteau; enfoncer à coups de bélier; frapper; heurter; marteler; se heurter contre; tabasser; tamponner; taper; éperonner continuer à répéter; insister sur
hard slaan battre; cogner; fouetter; frapper; heurter; taper
hengsten battre; cogner; fouetter; frapper; gourmer; heurter; taper bosser; bûcher; potasser
kloppen battre; claquer; cliqueter; cogner; craqueter; frapper; heurter; taper; taper sur; toquer concorder; correspondre; coïncider; frémir; palpiter; trembler; vibrer; être correct
kloppen met een hamer battre; donner des coups de marteau; frapper; taper
machineschrijven dactylographier; taper; taper à la machine; écrire à la machine
meppen battre; cogner; fouetter; frapper; heurter; taper
rammen battre; cogner; donner des coups de marteau; enfoncer à coups de bélier; frapper; gourmer; heurter; marteler; se heurter contre; tabasser; tamponner; taper; travailler au marteau; éperonner
slaan battre; cogner; donner des coups de marteau; enfoncer à coups de bélier; fouetter; frapper; heurter; marteler; se heurter contre; tabasser; tamponner; taper; éperonner frapper
stompen cogner; frapper; gourmer; taper
stoppen calfeutrer; colmater; obturer; taper abandonner; achever; arrêter; boucher; calfater; casser; cesser; colmater; conclure; couper; donner un coup de frein; débrancher; débrayer; déconnecter; décrocher; défaire; dégrafer; délimiter; déserter; détacher; dételer; dévisser; en finir; faire halte; finir; freiner; interrompre; laisser; limiter; mettre au point; mettre fin à; ne plus bouger; parachever; parvenir à enlever; prendre fin; ralentir; reboucher; renoncer à; rester immobile; rester à sa place; retenir; résilier; s'achever; s'arrêter; se contenir; se retenir; se taire; se tenir tranquille; se terminer; stopper; suspendre; tenir levé; terminer; étancher; être éliminé
tikken battre; claquer; cliqueter; cogner; craqueter; dactylographier; frapper; heurter; taper; taper sur; taper à la machine; toquer; écrire à la machine cliquer (avec le stylet)
timmeren battre; cogner; fouetter; frapper; heurter; taper clouer; river; riveter
typen dactylographier; taper; taper à la machine; écrire à la machine
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beuken de hêtre; en hêtre

Synoniemen voor "taper":


Wiktionary: taper

taper
verb
  1. (familier, fr) frapper, donner un ou plusieurs coups.
Cross Translation:
FromToVia
• taper → invoeren ↔ enter — to type into a computer
• taper → typen ↔ type — to use a typewriter

Verwante vertalingen van taper







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0835 seconde
Page rendered in 1.0 seconds