Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal tamponner

Vertaal tamponner van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. tamponner:

Frans

Uitgebreide vertaling voor tamponner (Frans) in het Nederlands

tamponner:

tamponner werkwoord (tamponne, tamponnes, tamponnons, tamponnez, )

  1. tamponner
    bufferen
  2. tamponner (oblitérer; timbrer; pointer; cacheter; composter)
    stempelen; stempel zetten
  3. tamponner (humidifier; mouiller; humecter)
    betten; deppen; afbetten; bevochtigen
    • betten werkwoord (bet, bette, betten, gebet)
    • deppen werkwoord (dep, dept, depte, depten, gedept)
    • afbetten werkwoord
    • bevochtigen werkwoord (bevochtig, bevochtigt, bevochtigde, bevochtigden, bevochtigd)
  4. tamponner (timbrer; estampiller)
    stempelen; stempel opdrukken; afstempelen
    • stempelen werkwoord (stempel, stempelt, stempelde, stempelden, gestempeld)
    • stempel opdrukken werkwoord (opdruk stempel, opdrukt stempel, opdrukte stempel, opdrukten stempel, stempel opgedrukt)
    • afstempelen werkwoord (stempel af, stempelt af, stempelde af, stempelden af, afgestempeld)
  5. tamponner (frapper; tabasser; donner des coups de marteau; )
    beuken; rammen
    • beuken werkwoord (beuk, beukt, beukte, beukten, gebeukt)
    • rammen werkwoord (ram, ramt, ramde, ramden, geramd)
  6. tamponner (taper; battre; frapper; )
    slaan; bonken; rammen; hameren
    • slaan werkwoord (sla, slaat, sloeg, sloegen, geslagen)
    • bonken werkwoord (bonk, bonkt, bonkte, bonkten, gebonkt)
    • rammen werkwoord (ram, ramt, ramde, ramden, geramd)
    • hameren werkwoord (hamer, hamert, hamerde, hamerden, gehamerd)

Conjugations for tamponner:

Présent
  1. tamponne
  2. tamponnes
  3. tamponne
  4. tamponnons
  5. tamponnez
  6. tamponnent
imparfait
  1. tamponnais
  2. tamponnais
  3. tamponnait
  4. tamponnions
  5. tamponniez
  6. tamponnaient
passé simple
  1. tamponnai
  2. tamponnas
  3. tamponna
  4. tamponnâmes
  5. tamponnâtes
  6. tamponnèrent
futur simple
  1. tamponnerai
  2. tamponneras
  3. tamponnera
  4. tamponnerons
  5. tamponnerez
  6. tamponneront
subjonctif présent
  1. que je tamponne
  2. que tu tamponnes
  3. qu'il tamponne
  4. que nous tamponnions
  5. que vous tamponniez
  6. qu'ils tamponnent
conditionnel présent
  1. tamponnerais
  2. tamponnerais
  3. tamponnerait
  4. tamponnerions
  5. tamponneriez
  6. tamponneraient
passé composé
  1. ai tamponné
  2. as tamponné
  3. a tamponné
  4. avons tamponné
  5. avez tamponné
  6. ont tamponné
divers
  1. tamponne!
  2. tamponnez!
  3. tamponnons!
  5. tamponné
  6. tamponnant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor tamponner:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afbetten tamponnage
afstempelen cachet; estampage; timbrage
betten tamponnage
stempelen cachet; estampage; estampillage; poinçonnage; timbrage
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afbetten humecter; humidifier; mouiller; tamponner
afstempelen estampiller; tamponner; timbrer
betten humecter; humidifier; mouiller; tamponner
beuken battre; cogner; donner des coups de marteau; frapper; marteler; tabasser; tamponner; taper; travailler au marteau
bevochtigen humecter; humidifier; mouiller; tamponner arroser; humecter; humidifier; mouiller; tremper
bonken battre; cogner; donner des coups de marteau; enfoncer à coups de bélier; frapper; heurter; marteler; se heurter contre; tabasser; tamponner; taper; éperonner
bufferen tamponner
deppen humecter; humidifier; mouiller; tamponner
hameren battre; cogner; donner des coups de marteau; enfoncer à coups de bélier; frapper; heurter; marteler; se heurter contre; tabasser; tamponner; taper; éperonner battre; continuer à répéter; donner des coups de marteau; frapper; insister sur; taper
rammen battre; cogner; donner des coups de marteau; enfoncer à coups de bélier; frapper; heurter; marteler; se heurter contre; tabasser; tamponner; taper; travailler au marteau; éperonner cogner; frapper; gourmer; taper
slaan battre; cogner; donner des coups de marteau; enfoncer à coups de bélier; frapper; heurter; marteler; se heurter contre; tabasser; tamponner; taper; éperonner battre; cogner; fouetter; frapper; heurter; taper
stempel opdrukken estampiller; tamponner; timbrer
stempel zetten cacheter; composter; oblitérer; pointer; tamponner; timbrer
stempelen cacheter; composter; estampiller; oblitérer; pointer; tamponner; timbrer jouir d'une allocation; toucher une allocation; toucher une allocation de chômage
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beuken de hêtre; en hêtre

Synoniemen voor "tamponner":


Computer vertaling door derden:






Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0413 seconde
Page rendered in 1.0 seconds