Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal taire

Vertaal taire van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. taire:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor taire (Frans) in het Nederlands

taire:

taire werkwoord (tais, tait, taisons, taisez, )

  1. taire (dissimuler; cacher; camoufler; )
    verbergen; achterhouden; verhullen; verduisteren; verstoppen; versluieren; verheimelijken; bemantelen
    • verbergen werkwoord (verberg, verbergt, verborg, verborgen, verborgen)
    • achterhouden werkwoord (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • verhullen werkwoord (verhul, verhult, verhulde, verhulden, verhuld)
    • verduisteren werkwoord (verduister, verduistert, verduisterde, verduisterden, verduisterd)
    • verstoppen werkwoord (verstop, verstopt, verstopte, verstopten, verstopt)
    • versluieren werkwoord (versluier, versluiert, versluierde, versluierden, versluierd)
    • verheimelijken werkwoord (verheimelijk, verheimelijkt, verheimelijkte, verheimelijkten, verheimelijkt)
    • bemantelen werkwoord (bemantel, bemantelt, bemantelde, bemantelden, bemanteld)
  2. taire (passer sous silence; celer; se taire de quelque chose; cacher; dissimuler)
    verzwijgen; achterhouden; verhelen
    • verzwijgen werkwoord (verzwijg, verzwijgt, verzweeg, verzwegen, verzwegen)
    • achterhouden werkwoord (houd achter, houdt achter, hield achter, hielden achter, achtergehouden)
    • verhelen werkwoord (verheel, verheelt, verheelde, verheelden, verheeld)

Conjugations for taire:

Présent
  1. tais
  2. tais
  3. tait
  4. taisons
  5. taisez
  6. taisent
imparfait
  1. taisais
  2. taisais
  3. taisait
  4. taisions
  5. taisiez
  6. taisaient
passé simple
  1. tus
  2. tus
  3. tut
  4. tûmes
  5. tûtes
  6. turent
futur simple
  1. tairai
  2. tairas
  3. taira
  4. tairons
  5. tairez
  6. tairont
subjonctif présent
  1. que je taise
  2. que tu taises
  3. qu'il taise
  4. que nous taisions
  5. que vous taisiez
  6. qu'ils taisent
conditionnel présent
  1. tairais
  2. tairais
  3. tairait
  4. tairions
  5. tairiez
  6. tairaient
passé composé
  1. ai tu
  2. as tu
  3. a tu
  4. avons tu
  5. avez tu
  6. ont tu
divers
  1. tais!
  2. taisez!
  3. taisons!
  5. tu
  6. taisant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor taire:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verduisteren anomalie; désordre; détournement; escroquerie; fraude; irrégularité; irrégularités; malversation; obscurcissement; réception; tricherie; vol
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achterhouden abriter; cacher; camoufler; celer; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; passer sous silence; receler; retenir; se taire de quelque chose; taire; voiler abriter; affecter; cacher; camoufler; celer; dissimuler; déguiser; dérober; détenir; farder; garder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; réserver; se taire de quelque chose; subtiliser; voiler; voler
bemantelen abriter; cacher; camoufler; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; taire; voiler cacher; camoufler; couvrir; couvrir de; dissimuler; déguiser; envelopper; envelopper de; masquer; se draper dans; se revêtir de; voiler
verbergen abriter; cacher; camoufler; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; taire; voiler abriter; cacher; camoufler; celer; dissimuler; déguiser; détenir; farder; masquer; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; se taire de quelque chose; voiler
verduisteren abriter; cacher; camoufler; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; taire; voiler abriter; assombrir; barboter; cacher; camoufler; celer; chiper; choper; dissimuler; déguiser; dérober; détenir; enlever; enténébrer; farder; faucher; marauder; mettre en sûreté; obscurcir; omettre; piller; piquer; prendre; rafler; receler; retenir; retirer; s'emparer; se taire de quelque chose; subtiliser; voiler; voler; ôter
verheimelijken abriter; cacher; camoufler; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; taire; voiler abriter; cacher; camoufler; celer; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; se taire de quelque chose; voiler
verhelen cacher; celer; dissimuler; passer sous silence; se taire de quelque chose; taire
verhullen abriter; cacher; camoufler; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; taire; voiler cacher; camoufler; couvrir; couvrir de; dissimuler; déguiser; envelopper; envelopper de; masquer; se draper dans; se revêtir de; voiler
versluieren abriter; cacher; camoufler; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; taire; voiler cacher; camoufler; couvrir; couvrir de; dissimuler; déguiser; envelopper; envelopper de; masquer; se draper dans; se revêtir de; voiler
verstoppen abriter; cacher; camoufler; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; taire; voiler abriter; cacher; camoufler; celer; dissimuler; déguiser; détenir; farder; mettre en sûreté; omettre; receler; retenir; s'abriter; se cacher; se mettre à l'abri; se taire de quelque chose; voiler
verzwijgen cacher; celer; dissimuler; passer sous silence; se taire de quelque chose; taire

Synoniemen voor "taire":


Wiktionary: taire

taire
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
taire
verb
  1. ervan afzien te spreken
Cross Translation:
FromToVia
• taire → stil houden ↔ can — to shut up

Verwante vertalingen van taire







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1285 seconde
Page rendered in 1.0 seconds