Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. sursis:
  2. Wiktionary:


Frans

Uitgebreide vertaling voor sursis (Frans) in het Nederlands

sursis:

sursis [le ~] zelfstandig naamwoord

  1. le sursis (délai; ajournement; permutation; )
    het uitstel; het respijt
    • uitstel [het ~] zelfstandig naamwoord
    • respijt [het ~] zelfstandig naamwoord
  2. le sursis (répit)
    het uitstel; het respijt; de onderbreking

Vertaal Matrix voor sursis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
onderbreking répit; sursis distraction; détente; entracte; heure du déjeuner; interférence; intermittence; interruption; intervalle; intervention; mi-temps; pause; pause de midi; pause du midi; pause-déjeuner; relâchement; repos; récréation; suspension; temps d'arrêt; temps mort; trêve
respijt ajournement; délai; déplacement; permutation; répit; sursis; transfert délai de réflexion; marge de réflexion; temps de réflexion
uitstel ajournement; délai; déplacement; permutation; répit; sursis; transfert

Synoniemen voor "sursis":


Wiktionary: sursis