Frans
Uitgebreide vertaling voor surplus (Frans) in het Nederlands
surplus:
-
le surplus (supplément; prime; bonus)
-
le surplus (excès; excédent; débordement; abondance)
-
le surplus (exces)
-
le surplus (abondance; débordement; excès; immodération; excédent)
-
le surplus (solde; restant; reste)
-
le surplus (résidus; restants)
Vertaal Matrix voor surplus:
Synoniemen voor "surplus":
Computer vertaling door derden: