Frans

Uitgebreide vertaling voor surcharge (Frans) in het Nederlands

surcharge:

surcharge [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la surcharge
    het overgewicht; het overwicht
  2. la surcharge
    de overbelasting
  3. la surcharge (supplément)
    de toeslag
    • toeslag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor surcharge:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overbelasting surcharge
overgewicht surcharge
overwicht surcharge suprématie; supériorité
toeslag supplément; surcharge boni; bonification; distribution de bénéfice; dividende; frais; gratification; indemnité; paiement de bénéfice; part de bénéfice; prime; prime-aide; subvention; supplément; tantième

Synoniemen voor "surcharge":


surcharge vorm van surcharger:

surcharger werkwoord (surcharge, surcharges, surchargeons, surchargez, )

  1. surcharger
    overbelasten; forceren
    • overbelasten werkwoord (overbelast, overbelastte, overbelastten, overbelast)
    • forceren werkwoord (forceer, forceert, forceerde, forceerden, geforceerd)
  2. surcharger (couvrir de; ensevelir; enfouir; )
    overladen; overstelpen; bedelven; begraven
    • overladen werkwoord (overlaad, overlaadt, overlaadde, overlaadden, overladen)
    • overstelpen werkwoord (overstelp, overstelpt, overstelpte, overstelpten, overstelpt)
    • bedelven werkwoord (bedelf, bedelft, bedolf, bedolven, bedolven)
    • begraven werkwoord (begraaf, begraaft, begroef, begroeven, begraven)
  3. surcharger (épater; envahir; accabler; terrasser; bluffer)
    overdonderen; overbluffen
    • overdonderen werkwoord (overdonder, overdondert, overdonderde, overdonderden, overdonderd)
    • overbluffen werkwoord (overbluf, overbluft, overblufte, overbluften, overbluft)

Conjugations for surcharger:

Présent
  1. surcharge
  2. surcharges
  3. surcharge
  4. surchargeons
  5. surchargez
  6. surchargent
imparfait
  1. surchargeais
  2. surchargeais
  3. surchargeait
  4. surchargions
  5. surchargiez
  6. surchargeaient
passé simple
  1. surchargeai
  2. surchargeas
  3. surchargea
  4. surchargeâmes
  5. surchargeâtes
  6. surchargèrent
futur simple
  1. surchargerai
  2. surchargeras
  3. surchargera
  4. surchargerons
  5. surchargerez
  6. surchargeront
subjonctif présent
  1. que je surcharge
  2. que tu surcharges
  3. qu'il surcharge
  4. que nous surchargions
  5. que vous surchargiez
  6. qu'ils surchargent
conditionnel présent
  1. surchargerais
  2. surchargerais
  3. surchargerait
  4. surchargerions
  5. surchargeriez
  6. surchargeraient
passé composé
  1. ai surchargé
  2. as surchargé
  3. a surchargé
  4. avons surchargé
  5. avez surchargé
  6. ont surchargé
divers
  1. surcharge!
  2. surchargez!
  3. surchargeons!
  4. surchargé
  5. surchargeant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor surcharger:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
forceren imposer
overdonderen fait d'époustoufler
overstelpen envahissement; écrasement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedelven accabler de; combler de; couvrir de; enfouir; ensevelir; envahir de; inonder de; submerger de; surcharger
begraven accabler de; combler de; couvrir de; enfouir; ensevelir; envahir de; inonder de; submerger de; surcharger ensevelir; enterrer; inhumer; porter en terre
forceren surcharger briser; brusquer; contraindre; déroger; forcer; imposer; interrompre; obliger; rompre; transgresser
overbelasten surcharger
overbluffen accabler; bluffer; envahir; surcharger; terrasser; épater
overdonderen accabler; bluffer; envahir; surcharger; terrasser; épater estomaquer; impressioner; interloquer; stupéfier; ébahir; époustoufler
overladen accabler de; combler de; couvrir de; enfouir; ensevelir; envahir de; inonder de; submerger de; surcharger
overstelpen accabler de; combler de; couvrir de; enfouir; ensevelir; envahir de; inonder de; submerger de; surcharger submerger
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
begraven enterré

Synoniemen voor "surcharger":