Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. structurer:


Frans

Uitgebreide vertaling voor structurer (Frans) in het Nederlands

structurer:

structurer werkwoord (structure, structures, structurons, structurez, )

  1. structurer
    structureren; struktureren; structuur aanbrengen
    • structureren werkwoord (structureer, structureert, structureerde, structureerden, gestructureerd)
    • struktureren werkwoord (struktureer, struktureert, struktureerde, struktureerden, gestruktureerd)
    • structuur aanbrengen werkwoord (breng structuur aan, brengt structuur aan, bracht structuuur aan, brachten structuur aan, structuur aangebracht)

Conjugations for structurer:

Présent
  1. structure
  2. structures
  3. structure
  4. structurons
  5. structurez
  6. structurent
imparfait
  1. structurais
  2. structurais
  3. structurait
  4. structurions
  5. structuriez
  6. structuraient
passé simple
  1. structurai
  2. structuras
  3. structura
  4. structurâmes
  5. structurâtes
  6. structurèrent
futur simple
  1. structurerai
  2. structureras
  3. structurera
  4. structurerons
  5. structurerez
  6. structureront
subjonctif présent
  1. que je structure
  2. que tu structures
  3. qu'il structure
  4. que nous structurions
  5. que vous structuriez
  6. qu'ils structurent
conditionnel présent
  1. structurerais
  2. structurerais
  3. structurerait
  4. structurerions
  5. structureriez
  6. structureraient
passé composé
  1. ai structuré
  2. as structuré
  3. a structuré
  4. avons structuré
  5. avez structuré
  6. ont structuré
divers
  1. structure!
  2. structurez!
  3. structurons!
  4. structuré
  5. structurant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor structurer:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
structureren structurer
structuur aanbrengen structurer
struktureren structurer

Synoniemen voor "structurer":