Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal structure

Vertaal structure van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. structure:
  2. structurer:
  3. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor structure (Frans) in het Nederlands

structure:

structure [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la structure (construction; composition; édification; constitution)
    de constructie; de samenstelling; de opbouw; de structuur; opbouwen; samengesteld geheel; de bouw
  2. la structure (ossature)
    de bestel; het samenstel
    • bestel [de ~] zelfstandig naamwoord
    • samenstel [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. la structure (table de bureau; bureau; table de travail; )
    het bureau; bureaumeubel
  4. la structure
    de indeling
    • indeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  5. la structure
    de structuur

Vertaal Matrix voor structure:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bestel ossature; structure
bouw composition; constitution; construction; structure; édification bâtisse; chantier; construction; secteur du bâtiment
bureau bureau; instance; institut; office; organe; organisation; organisme; structure; table de bureau; table de travail bureau
bureaumeubel bureau; instance; institut; office; organe; organisation; organisme; structure; table de bureau; table de travail
constructie composition; constitution; construction; structure; édification construction; fabrication
indeling structure arrangement; classement; disposition; hiérarchie; mise en ordre; ordre; rangement
opbouw composition; constitution; construction; structure; édification arrangement; classement; composition; construction; mise en ordre; ordre
opbouwen composition; constitution; construction; structure; édification rendu
samengesteld geheel composition; constitution; construction; structure; édification
samenstel ossature; structure
samenstelling composition; constitution; construction; structure; édification arrangement; assemblage; classement; combinaison; composition; construction; ensemble; fixation; installation; mise en ordre; mise en place; montage; ordre; pièces; placement; positionnement
structuur composition; constitution; construction; structure; édification arborescence; arrangement; classement; composition; construction; mise en ordre; ordre
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opbouwen bâtir; construire; fonder; lancer; édifier; ériger

Synoniemen voor "structure":


Wiktionary: structure

structure structure
noun
  1. de interne opmaak van een geheel
Cross Translation:
FromToVia
• structure → kader; framework ↔ framework — a basic conceptual structure
• structure → indeling ↔ layout — structured arrangement of items
• structure → structuur ↔ Struktur — allgemein: etwas Aufgebautes, aus mehreren Teilen bestehendes und von seinen Einzelteilen abhängiges Gefüge
• structure → structuur ↔ Struktur — ohne Mehrzahl: das Aussehen einer Sache, die Beschaffenheit einer Oberfläche oder Musterung, z.B. bei Textilien sowie Tapeten oder bei einem Straßennetz (von einer Anhöhe oder aus großer Höhe betrachtet)
• structure → structuur ↔ Struktur — Mathematik: Menge mit bestimmten Eigenschaften
• structure → structuur ↔ Struktur — Sprachwissenschaft: abstrakter innerer Aufbau einer Sprache

structure vorm van structurer:

structurer werkwoord (structure, structures, structurons, structurez, )

  1. structurer
    structureren; struktureren; structuur aanbrengen
    • structureren werkwoord (structureer, structureert, structureerde, structureerden, gestructureerd)
    • struktureren werkwoord (struktureer, struktureert, struktureerde, struktureerden, gestruktureerd)
    • structuur aanbrengen werkwoord (breng structuur aan, brengt structuur aan, bracht structuuur aan, brachten structuur aan, structuur aangebracht)

Conjugations for structurer:

Présent
  1. structure
  2. structures
  3. structure
  4. structurons
  5. structurez
  6. structurent
imparfait
  1. structurais
  2. structurais
  3. structurait
  4. structurions
  5. structuriez
  6. structuraient
passé simple
  1. structurai
  2. structuras
  3. structura
  4. structurâmes
  5. structurâtes
  6. structurèrent
futur simple
  1. structurerai
  2. structureras
  3. structurera
  4. structurerons
  5. structurerez
  6. structureront
subjonctif présent
  1. que je structure
  2. que tu structures
  3. qu'il structure
  4. que nous structurions
  5. que vous structuriez
  6. qu'ils structurent
conditionnel présent
  1. structurerais
  2. structurerais
  3. structurerait
  4. structurerions
  5. structureriez
  6. structureraient
passé composé
  1. ai structuré
  2. as structuré
  3. a structuré
  4. avons structuré
  5. avez structuré
  6. ont structuré
divers
  1. structure!
  2. structurez!
  3. structurons!
  5. structuré
  6. structurant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor structurer:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
structureren structurer
structuur aanbrengen structurer
struktureren structurer

Synoniemen voor "structurer":


Verwante vertalingen van structure







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0623 seconde
Page rendered in 1.0 seconds