Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal soulager

Vertaal soulager van Frans naar Nederlands

Overzicht
Frans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. soulager:
  2. Wiktionary:

Frans

Uitgebreide vertaling voor soulager (Frans) in het Nederlands

soulager:

soulager werkwoord (soulage, soulages, soulageons, soulagez, )

  1. soulager (étancher; assouvir)
    stillen; lessen
    • stillen werkwoord (stil, stilt, stilde, stilden, gestild)
    • lessen werkwoord (les, lest, leste, lesten, gelest)
  2. soulager (consoler; appuyer; soutenir; )
    ondersteunen; troosten; bemoedigen; vertroosten; opbeuren
    • ondersteunen werkwoord (ondersteun, ondersteunt, ondersteunde, ondersteunden, ondersteund)
    • troosten werkwoord (troost, troostte, troostten, getroost)
    • bemoedigen werkwoord (bemoedig, bemoedigt, bemoedigde, bemoedigden, bemoedigd)
    • vertroosten werkwoord (vertroost, vertroostte, vertroostten, vertroost)
    • opbeuren werkwoord (beur op, beurt op, beurde op, beurden op, opgebeurd)
  3. soulager (mettre en liberté; libérer; lâcher; )
    vrijlaten; in vrijheid stellen; bevrijden; losmaken; van de boeien ontdoen; loslaten
    • vrijlaten werkwoord (laat vrij, liet vrij, lieten vrij, vrijgelaten)
    • in vrijheid stellen werkwoord (stel in vrijheid, stelt in vrijheid, stelde in vrijheid, stelden in vrijheid, in vrijheid gesteld)
    • bevrijden werkwoord (bevrijd, bevrijdt, bevrijdde, bevrijdden, bevrijd)
    • losmaken werkwoord (maak los, maakt los, maakte los, maakten los, losgemaakt)
    • van de boeien ontdoen werkwoord (ontdoe van de boeien, ontdoet van de boeien, ontdeed van de boeien, ontdeden van de boeien, van de boeien ontdaan)
    • loslaten werkwoord (laat los, liet los, lieten los, losgelaten)
  4. soulager (adoucir; radoucir; modérer; atténuer)
    verlichten; verzachten; lenigen
    • verlichten werkwoord (verlicht, verlichtte, verlichtten, verlicht)
    • verzachten werkwoord (verzacht, verzachtte, verzachtten, verzacht)
    • lenigen werkwoord (lenig, lenigt, lenigde, lenigden, gelenigd)
  5. soulager (aérer; rafraîchir)
    opluchten
    • opluchten werkwoord (lucht op, luchtte op, luchtten op, opgelucht)
  6. soulager (relâcher; libérer; lâcher; exempter; laisser libre)
    verlossen; van last bevrijden

Conjugations for soulager:

Présent
  1. soulage
  2. soulages
  3. soulage
  4. soulageons
  5. soulagez
  6. soulagent
imparfait
  1. soulageais
  2. soulageais
  3. soulageait
  4. soulagions
  5. soulagiez
  6. soulageaient
passé simple
  1. soulageai
  2. soulageas
  3. soulagea
  4. soulageâmes
  5. soulageâtes
  6. soulagèrent
futur simple
  1. soulagerai
  2. soulageras
  3. soulagera
  4. soulagerons
  5. soulagerez
  6. soulageront
subjonctif présent
  1. que je soulage
  2. que tu soulages
  3. qu'il soulage
  4. que nous soulagions
  5. que vous soulagiez
  6. qu'ils soulagent
conditionnel présent
  1. soulagerais
  2. soulagerais
  3. soulagerait
  4. soulagerions
  5. soulageriez
  6. soulageraient
passé composé
  1. ai soulagé
  2. as soulagé
  3. a soulagé
  4. avons soulagé
  5. avez soulagé
  6. ont soulagé
divers
  1. soulage!
  2. soulagez!
  3. soulageons!
  5. soulagé
  6. soulageant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor soulager:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bevrijden libération; relâchement
loslaten libération; relâchement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bemoedigen aider; apaiser; appuyer; collaborer; consoler; remonter le moral; réconforter; soulager; soutenir acclamer; activer; aiguillonner; animer; applaudir; attiser; aviver; consoler; encourager; exciter; exciter à; inciter; ovationner; ranimer; remonter le moral; réconforter; stimuler; tisonner
bevrijden affranchir; déchaîner; délivrer; exempter; laisser; laisser aller; laisser libre; libérer; lâcher; mettre en liberté; relâcher; soulager affranchir; dégager; désencombrer; laisser libre; liberalisér; libérer; mettre en liberté
in vrijheid stellen affranchir; déchaîner; délivrer; exempter; laisser; laisser aller; laisser libre; libérer; lâcher; mettre en liberté; relâcher; soulager
lenigen adoucir; atténuer; modérer; radoucir; soulager bouffer; casser la croûte; consommer; déjeuner; dîner; goûter; manger; souper
lessen assouvir; soulager; étancher bouffer; casser la croûte; consommer; déjeuner; dîner; goûter; manger; souper
loslaten affranchir; déchaîner; délivrer; exempter; laisser; laisser aller; laisser libre; libérer; lâcher; mettre en liberté; relâcher; soulager amnistier; libérer; lâcher; révéler
losmaken affranchir; déchaîner; délivrer; exempter; laisser; laisser aller; laisser libre; libérer; lâcher; mettre en liberté; relâcher; soulager amener; causer; curer; desserrer; débrancher; débrayer; déconnecter; découdre; défaire; dégager; dégrafer; dénouer; désépingler; détacher; dételer; dévisser; enlever le fumier de; libérer; nettoyer; nettoyer à fond; ouvrir
ondersteunen aider; apaiser; appuyer; collaborer; consoler; remonter le moral; réconforter; soulager; soutenir aider; appuyer; arc-bouter; assister; boiser; consolider; dépanner; fortifier; montrer de l'obligeance; porter; porter avec effort; prêter son aide; rendre service; seconder; secourir; servir; soigner; soutenir; tendre la main; venir en aide de; épauler; étançonner; étayer; être au service de; être serviable; être utile à
opbeuren aider; apaiser; appuyer; collaborer; consoler; remonter le moral; réconforter; soulager; soutenir consoler; remonter le moral; réconforter
opluchten aérer; rafraîchir; soulager
stillen assouvir; soulager; étancher arrêter; étancher
troosten aider; apaiser; appuyer; collaborer; consoler; remonter le moral; réconforter; soulager; soutenir chercher son salut dans
van de boeien ontdoen affranchir; déchaîner; délivrer; exempter; laisser; laisser aller; laisser libre; libérer; lâcher; mettre en liberté; relâcher; soulager détacher les menottes
van last bevrijden exempter; laisser libre; libérer; lâcher; relâcher; soulager
verlichten adoucir; atténuer; modérer; radoucir; soulager irradier; mettre en lumière; reduire le poids; éclaircir; éclairer
verlossen exempter; laisser libre; libérer; lâcher; relâcher; soulager affranchir; dégager; délivrer; désencombrer; laisser libre; liberalisér; libérer; mettre en liberté; sauver
vertroosten aider; apaiser; appuyer; collaborer; consoler; remonter le moral; réconforter; soulager; soutenir
verzachten adoucir; atténuer; modérer; radoucir; soulager adoucir; atténuer; modérer; radoucir
vrijlaten affranchir; déchaîner; délivrer; exempter; laisser; laisser aller; laisser libre; libérer; lâcher; mettre en liberté; relâcher; soulager amnistier; libérer

Synoniemen voor "soulager":


Wiktionary: soulager

soulager
Cross Translation:
FromToVia
• soulager → milderen; temperen; verlichten; verzachten ↔ alleviate — make less severe
• soulager → troosten ↔ solace — to give solace to
• soulager → lichter maken; vergemakkelijken ↔ erleichtern — etwas leichter machen, für weniger Gewicht sorgen

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van soulager







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0519 seconde
Page rendered in 1.0 seconds