Overzicht
Frans naar Nederlands: Meer gegevens...
-
singulier:
- gescheiden; apart; los van elkaar; separaat; uniek; eenmalig; bijzonder; onvergelijkbaar; enig in zijn soort; enig; onvergelijkelijk; zeldzaam; schaars; uitzonderlijk; raar; zelden; ongewoon; ongemeen; vreemd; eigenaardig; curieus; speciaal; exclusief; merkwaardig; excentriek; typisch; buitenissig; bizar; zonderling; eenvoudig; ongecompliceerd; simpel; verbazingwekkend; fenomenaal; wonderbaarlijk; verbazend; opzienbarend; miraculeus; wonderlijk; wonderbaar; verwonderingwekkend; verbijsterend; verwonderend; verwonderlijk; extreem; bovenmatig; uitermate; buitensporig; buitengemeen; mateloos; tomeloos; uitheems; vreemdsoortig
- enkelvoud
-
Wiktionary:
- singulier → enkelvoud
- singulier → eigenaardig, gek, raar, vreemd, vreemdsoortig, wonderlijk, curieus, typisch, bijzonder, buitengewoon, bizar
- singulier → enkelvoud, eigenaardig, apart, singulier, enkelvoudig, enkelvoudige
Frans
Uitgebreide vertaling voor singulier (Frans) in het Nederlands
singulier:
-
singulier (détaché; à part; singulièrement; curieux; particulier)
gescheiden; apart; los van elkaar; separaat-
gescheiden bijvoeglijk naamwoord
-
apart bijvoeglijk naamwoord
-
los van elkaar bijvoeglijk naamwoord
-
separaat bijvoeglijk naamwoord
-
-
singulier (unique; uniquement; seul; en exemplaire unique)
-
singulier (unique en son genre; unique; extraordinaire; à part; spécial; exquis; incomparable; uniquement; seul de son espèce; inimitable; original; exclusif; exclusivement)
uniek; bijzonder; onvergelijkbaar; enig in zijn soort; apart; enig; onvergelijkelijk-
uniek bijvoeglijk naamwoord
-
bijzonder bijvoeglijk naamwoord
-
onvergelijkbaar bijvoeglijk naamwoord
-
enig in zijn soort bijvoeglijk naamwoord
-
apart bijvoeglijk naamwoord
-
enig bijvoeglijk naamwoord
-
onvergelijkelijk bijvoeglijk naamwoord
-
-
singulier (rare; rarement)
-
singulier (rare; curieux; inhabituelle; étrange; étrangement; rarement; inhabituel; insolant; insolante; curieuse)
-
singulier (curieux; étrange)
vreemd; eigenaardig; curieus-
vreemd bijvoeglijk naamwoord
-
eigenaardig bijvoeglijk naamwoord
-
curieus bijvoeglijk naamwoord
-
-
singulier (spécialement; spécial; exclusif; exceptionnel; particulier; notamment; exceptionnellement; extraordinaire; exclusivement; non compris; par exception)
-
singulier (bizarre; curieux; étranger; étrange; drôle; fou; dingue; particulier; sot; particulièrement; curieuse; étrangement; bizarrement; singulière)
merkwaardig; vreemd; curieus-
merkwaardig bijvoeglijk naamwoord
-
vreemd bijvoeglijk naamwoord
-
curieus bijvoeglijk naamwoord
-
-
singulier (excentrique; bizarre; caractéristique; spécial; particulier; curieux; particulièrement; bizarrement; capricieux; dingue; drôle; singulièrement; fantasque; fou; spécifique; typique; curieuse; singulière; étranger; étrange; sot; à part; représentatif; étrangement; baroque; typiquement; d'une manière baroque)
excentriek; bijzonder; vreemd; apart; merkwaardig; typisch; buitenissig; ongewoon; bizar; curieus; zonderling; eigenaardig-
excentriek bijvoeglijk naamwoord
-
bijzonder bijvoeglijk naamwoord
-
vreemd bijvoeglijk naamwoord
-
apart bijvoeglijk naamwoord
-
merkwaardig bijvoeglijk naamwoord
-
typisch bijvoeglijk naamwoord
-
buitenissig bijvoeglijk naamwoord
-
ongewoon bijvoeglijk naamwoord
-
bizar bijvoeglijk naamwoord
-
curieus bijvoeglijk naamwoord
-
zonderling bijvoeglijk naamwoord
-
eigenaardig bijvoeglijk naamwoord
-
-
singulier (exceptionnel; exceptionnellement; particulier; extraordinaire; extraordinairement; singulière; particulièrement; singulièrement; peu commun; spécial; spécialement)
-
singulier (pas compliqué; ordinaire; facile; simple; sobre; sans problème; sans accroc; naturel; simplement; élémentaire; sans prétention; sans difficulté)
eenvoudig; ongecompliceerd; simpel-
eenvoudig bijvoeglijk naamwoord
-
ongecompliceerd bijvoeglijk naamwoord
-
simpel bijvoeglijk naamwoord
-
-
singulier (stupéfiant; merveilleux; étonnant; merveilleusement; miraculeuse; merveilleuse; miraculeux; déconcertant; étonnamment; miraculeusement; surprenant; énorme; prodigieux; prodigieuse; énormément; singulièrement; prodigieusement)
verbazingwekkend; fenomenaal; wonderbaarlijk; verbazend; opzienbarend; miraculeus; wonderlijk; wonderbaar; verwonderingwekkend; verbijsterend; verwonderend; curieus; verwonderlijk-
verbazingwekkend bijvoeglijk naamwoord
-
fenomenaal bijvoeglijk naamwoord
-
wonderbaarlijk bijvoeglijk naamwoord
-
verbazend bijvoeglijk naamwoord
-
opzienbarend bijvoeglijk naamwoord
-
miraculeus bijvoeglijk naamwoord
-
wonderlijk bijvoeglijk naamwoord
-
wonderbaar bijvoeglijk naamwoord
-
verwonderingwekkend bijvoeglijk naamwoord
-
verbijsterend bijvoeglijk naamwoord
-
verwonderend bijvoeglijk naamwoord
-
curieus bijvoeglijk naamwoord
-
verwonderlijk bijvoeglijk naamwoord
-
-
singulier (surprenant; étonnant)
wonderbaarlijk-
wonderbaarlijk bijvoeglijk naamwoord
-
-
singulier (excessif; spécial; particulièrement; exceptionnellement; extraordinairement; exceptionnel; particulier; immense; saillant; frappant; exorbitant; spécialement; extravagant; absurde; démesuré; ostentatoire; singulière; excessivement; ostensiblement; singulièrement; par exception; sans mesure; à l'extrême)
extreem; bovenmatig; uitermate; buitensporig; buitengemeen; mateloos; tomeloos-
extreem bijvoeglijk naamwoord
-
bovenmatig bijvoeglijk naamwoord
-
uitermate bijwoord
-
buitensporig bijvoeglijk naamwoord
-
buitengemeen bijvoeglijk naamwoord
-
mateloos bijvoeglijk naamwoord
-
tomeloos bijvoeglijk naamwoord
-
-
singulier (étrange; bizarre; curieux; excentrique; étranger; drôle; dingue; singulièrement; typique)
vreemd; uitheems; vreemdsoortig; zonderling-
vreemd bijvoeglijk naamwoord
-
uitheems bijvoeglijk naamwoord
-
vreemdsoortig bijvoeglijk naamwoord
-
zonderling bijvoeglijk naamwoord
-
-
le singulier
Vertaal Matrix voor singulier:
Synoniemen voor "singulier":
Wiktionary: singulier
singulier
Cross Translation:
noun
singulier
-
(grammaire, fr) nombre (au sens grammatical) utilisé quand on veut parler d’une seule chose (ou d’une seul personne, d’un seul animal, etc.), par opposition au pluriel, qui est lui utilisé quand on parle de plusieurs choses (ou personnes, ou animaux, etc.).
- singulier → enkelvoud
-
Qui est différent ou particulier, qui ne ressembler pas aux autres.
- singulier → eigenaardig; gek; raar; vreemd; vreemdsoortig; wonderlijk; curieus; typisch; bijzonder; buitengewoon; bizar
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• singulier | → enkelvoud | ↔ Einzahl — Linguistik: die grammatische Form, die Wörter annehmen, wenn von einem einzelnen Gegenstand die Rede ist |
• singulier | → enkelvoud | ↔ Singular — die Einzahl eines Wortes |
• singulier | → eigenaardig; apart | ↔ eigenartig — besonders in seiner Art, vom Standard abweichend |
• singulier | → singulier | ↔ singulär — nur vereinzelt vorkommend; nur vereinzelt auftretend; einen Einzelfall oder Sonderfall darstellend |
• singulier | → enkelvoudig; enkelvoudige | ↔ singular — grammar: referring to only one thing |
• singulier | → enkelvoud | ↔ singular — grammar: form of a word that refers to only one thing |