Sentir in het Nederlands vertaald uit het Frans

Remove Ads

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

sentir:
- voelen; iets voelen; ondervinden; ervaren; beleven; gewaarworden; aanvoelen; voorvoelen
Wiktionary:
- sentir → voelen, gewaarworden, aanvoelen, gevoelen, tasten, betasten, bevoelen, geuren, rieken, ruiken, proeven
- sentir → voelen, gewaarworden, waarnemen, ruiken, geuren, stinken

Frans

Uitgebreide vertaling voor sentir (Frans) in het Nederlands

sentir:

sentir werkwoord (sens, sent, sentons, sentez, sentent, sentais, sentait, sentions, sentiez, sentaient, sentis, sentit, sentîmes, sentîtes, sentirent, sentirai, sentiras, sentira, sentirons, sentirez, sentiront)

sentir (saisir par la perception; percevoir)
voelen; iets voelen
- voelen werkwoord (voel, voelt, voelde, voelden, gevoeld)
- iets voelen werkwoord
sentir (subir; éprouver; ressentir; vivre; remarquer; s'apercevoir de)
ondervinden; ervaren; beleven; gewaarworden; voelen
- ondervinden werkwoord (ondervind, ondervindt, ondervond, ondervonden, ondervonden)
- ervaren werkwoord (ervaar, ervaart, ervaarde, ervaarden, ervaard)
- beleven werkwoord (beleef, beleeft, beleefde, beleefden, beleefd)
- gewaarworden werkwoord (word gewaar, wordt gewaar, werd gewaar, werden gewaar, gewaargeworden)
- voelen werkwoord (voel, voelt, voelde, voelden, gevoeld)
sentir (pressentir; ressentir; apercevoir; éprouver; se rendre compte de)
aanvoelen; voorvoelen
- aanvoelen werkwoord (voel aan, voelt aan, voelde aan, voelden aan, aangevoeld)
- voorvoelen werkwoord (voorvoel, voorvoelt, voorvoelde, voorvoelden, voorvoeld)

Conjugations for sentir:

Présent

sens
sens
sent
sentons
sentez
sentent

imparfait

sentais
sentais
sentait
sentions
sentiez
sentaient

passé simple

sentis
sentis
sentit
sentîmes
sentîtes
sentirent

futur simple

sentirai
sentiras
sentira
sentirons
sentirez
sentiront

subjonctif présent

que je sente
que tu sentes
qu'il sente
que nous sentions
que vous sentiez
qu'ils sentent

conditionnel présent

sentirais
sentirais
sentirait
sentirions
sentiriez
sentiraient

passé composé

ai senti
as senti
a senti
avons senti
avez senti
ont senti

divers

sens!
sentez!
sentons!
senti
sentant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Vertaal Matrix voor sentir:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanvoelen		disposition; don; intuition
ondervinden		expérience
voelen		fouiller; tâter; tâtonner
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
aanvoelen	apercevoir; pressentir; ressentir; se rendre compte de; sentir; éprouver
beleven	remarquer; ressentir; s'apercevoir de; sentir; subir; vivre; éprouver
ervaren	remarquer; ressentir; s'apercevoir de; sentir; subir; vivre; éprouver
gewaarworden	remarquer; ressentir; s'apercevoir de; sentir; subir; vivre; éprouver	apercevoir; constater; discerner; distinguer; observer; percevoir; remarquer; s'apercevoir de; s'aviser de; se rendre compte de; signaler; voir
iets voelen	percevoir; saisir par la perception; sentir
ondervinden	remarquer; ressentir; s'apercevoir de; sentir; subir; vivre; éprouver
voelen	percevoir; remarquer; ressentir; s'apercevoir de; saisir par la perception; sentir; subir; vivre; éprouver	apercevoir; compatir; comprendre; considérer; constater; distinguer; envisager; figurer; observer; palper; parler sérieusement; percevoir; présenter; remarquer; représenter; s'apercevoir de; s'aviser de; s'identifier à; s'imaginer; se figurer; se mettre dans la peau de; se rendre compte de; toucher; tâter; tâtonner; voir
voorvoelen	apercevoir; pressentir; ressentir; se rendre compte de; sentir; éprouver
Bijvoeglijk Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
ervaren		entraîné; expérimenté; habile; qualifié

Synoniemen voor "sentir":

cocoter; puer; dégager; deviner; découvrir; trouver; imaginer; augurer; prévoir; prédire; présager; prophétiser; entrevoir; discerner; pressentir; soupçonner; distinguer; percevoir; identifier; voir; reconnaître; ressentir; isoler; différencier; séparer; démêler; exhaler; proférer; flairer; humer; fleurer; embaumer; aspirer; respirer; inspirer; empester; empuantir; empoisonner; rancir; imprégner; renifler; renâcler; éprouver; subir; palper; détester; haïr; subodorer

Wiktionary: sentir

sentir

verb

Traductions à trier suivant le sens
- sentir → voelen; gewaarworden; aanvoelen; gevoelen; tasten; betasten; bevoelen; geuren; rieken; ruiken

sentir

verb

gevoel hebben voor, bij intuïtie begrijpen
- aanvoelen → sentir
smaak waarnemen
- proeven → sentir
een geur waarnemen
- ruiken → sentir
een geur verspreiden
- ruiken → sentir
gewaarworden door aanraking, meestal met betrekking tot temperatuur of druk
- voelen → sentir

Cross Translation:

From	To	Via
• sentir	→ voelen	↔ feel — transitive: to experience an emotion or other mental state about
• sentir	→ gewaarworden; waarnemen	↔ sense — use biological senses
• sentir	→ ruiken	↔ smell — sense with nose
• sentir	→ ruiken; geuren	↔ smell — have the smell of
• sentir	→ ruiken; geuren; stinken	↔ smell — have a particular smell

Verwante vertalingen van sentir

Remove Ads

Vertaal sentir van Frans naar Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sentir (Frans) in het Nederlands

sentir:

sentir werkwoord (sens, sent, sentons, sentez, sentent, sentais, sentait, sentions, sentiez, sentaient, sentis, sentit, sentîmes, sentîtes, sentirent, sentirai, sentiras, sentira, sentirons, sentirez, sentiront)

sentir (saisir par la perception; percevoir)

sentir (subir; éprouver; ressentir; vivre; remarquer; s'apercevoir de)

sentir (pressentir; ressentir; apercevoir; éprouver; se rendre compte de)

Conjugations for sentir:

Présent

imparfait

passé simple

futur simple

subjonctif présent

conditionnel présent

passé composé

divers

Vertaal Matrix voor sentir:

Synoniemen voor "sentir":

Wiktionary: sentir

Verwante vertalingen van sentir