Frans

Uitgebreide vertaling voor se réconcilier (Frans) in het Nederlands

se réconcilier:

se réconcilier werkwoord

  1. se réconcilier
    afhandelen; twist uit de weg ruimen; beslechten; afdoen
    • afhandelen werkwoord (handel af, handelt af, handelde af, handelden af, afgehandeld)
    • beslechten werkwoord (beslecht, beslechtte, beslechtten, beslecht)
    • afdoen werkwoord (doe af, doet af, deed af, deden af, afgedaan)
  2. se réconcilier (concilier; faire la paix; régler à l'amiable)
    bijleggen; verzoenen; schikken
    • bijleggen werkwoord (leg bij, legt bij, legde bij, legden bij, bijgelegd)
    • verzoenen werkwoord (verzoen, verzoent, verzoende, verzoenden, verzoend)
    • schikken werkwoord (schik, schikt, schikte, schikten, geschikt)
  3. se réconcilier (concilier; faire la paix; régler à l'amiable)
    schikken; ruzie bijleggen
  4. se réconcilier (faire la paix; concilier; régler à l'amiable)
  5. se réconcilier (apaiser; unir; fraterniser)

Vertaal Matrix voor se réconcilier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afhandelen arrangement d'une affaire; règlement
schikken classement; mise en ordre; rangement
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afdoen se réconcilier achever; finir; régler; terminer
afhandelen se réconcilier
beslechten se réconcilier
bijleggen concilier; faire la paix; régler à l'amiable; se réconcilier ajouter; arranger; concilier; participer aux frais; payer de sa poche; payer un supplément; réconcilier; régler
ruzie bijleggen concilier; faire la paix; régler à l'amiable; se réconcilier régler; s'expliquer
schikken concilier; faire la paix; régler à l'amiable; se réconcilier arranger; arriver à propos; convenir; tomber à propos
twist uit de weg ruimen se réconcilier
verzoenen concilier; faire la paix; régler à l'amiable; se réconcilier
vrede sluiten concilier; faire la paix; régler à l'amiable; se réconcilier
zich verzoenen met apaiser; fraterniser; se réconcilier; unir

Verwante vertalingen van se réconcilier