Frans

Uitgebreide vertaling voor scission (Frans) in het Nederlands

scission:

scission [la ~] zelfstandig naamwoord

  1. la scission (dissociation; fendre; dédoublement)
    de afsplitsing; afsplitsen; afsplijten; afsplijting
  2. la scission (schisme)
    de afscheiding; het schisma; de scheuring; geloofsafscheiding

Vertaal Matrix voor scission:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afscheiding schisme; scission bifurcation; cloison; grille; isolement; mur mitoyen; paroi; retraite; réclusion; sécrétion; séparation; treillage
afsplijten dissociation; dédoublement; fendre; scission
afsplijting dissociation; dédoublement; fendre; scission
afsplitsen dissociation; dédoublement; fendre; scission
afsplitsing dissociation; dédoublement; fendre; scission bifurcation
geloofsafscheiding schisme; scission
scheuring schisme; scission discorde; division; désunion; rupture; zizanie
schisma schisme; scission discorde; division; désunion; zizanie
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afsplijten fissionner; séparer
afsplitsen dissocier; découpler; détacher; fissionner; isoler; séparer

Synoniemen voor "scission":