Home ->Woordenboeken ->Frans/Nederlands ->Vertaal sûreté

Vertaal sûreté van Frans naar Nederlands

Overzicht

Frans naar Nederlands: Meer gegevens...

sûreté:
- zekerheid; vastigheid; vastheid; stelligheid; gewisheid; vastberadenheid; standvastigheid; beslistheid

Frans

Uitgebreide vertaling voor sûreté (Frans) in het Nederlands

sûreté:

sûreté [la ~] zelfstandig naamwoord

la sûreté (certitude; assurance; fermeté)
de zekerheid; de vastigheid; de vastheid; de stelligheid; gewisheid
- zekerheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- vastigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- vastheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- stelligheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gewisheid [znw.] zelfstandig naamwoord
la sûreté (détermination; résolution; ténacité; assurance de soi-même; assurance; fermeté; sécurité; garantie; certitude; aplomb; stabilité; constance; durabilité; confiance en soi; sûreté de soi-même)
de vastberadenheid; de standvastigheid; de beslistheid
- vastberadenheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- standvastigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- beslistheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor sûreté:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
beslistheid	aplomb; assurance; assurance de soi-même; certitude; confiance en soi; constance; durabilité; détermination; fermeté; garantie; résolution; stabilité; sécurité; sûreté; sûreté de soi-même; ténacité	détermination; fermeté; garantie; résolution
gewisheid	assurance; certitude; fermeté; sûreté
standvastigheid	aplomb; assurance; assurance de soi-même; certitude; confiance en soi; constance; durabilité; détermination; fermeté; garantie; résolution; stabilité; sécurité; sûreté; sûreté de soi-même; ténacité
stelligheid	assurance; certitude; fermeté; sûreté	aplomb; assurance; assurance de soi-même; certitude; confiance en soi; détermination; fermeté; garantie; résolution
vastberadenheid	aplomb; assurance; assurance de soi-même; certitude; confiance en soi; constance; durabilité; détermination; fermeté; garantie; résolution; stabilité; sécurité; sûreté; sûreté de soi-même; ténacité	aplomb; assurance; assurance de soi-même; certitude; confiance en soi; détermination; fermeté; garantie; résolution
vastheid	assurance; certitude; fermeté; sûreté	cohésion; consistance; consistence; fermeté; solidité; stabilité; ténacité
vastigheid	assurance; certitude; fermeté; sûreté
zekerheid	assurance; certitude; fermeté; sûreté	absolu; aplomb; assurance; assurance de soi-même; certitude; confiance en soi

Synoniemen voor "sûreté":

confiance; foi; crédit; créance; fiabilité; assurance; espérance; crédulité; sang-froid; hardiesse; aplomb; fermeté; impassibilité; flegme; stoïcisme; sécurité; calme; tranquillité; quiétude; abri; ordre; serrure; cadenas; fermeture; verrou; loquet

Verwante vertalingen van sûreté